Uitgangspunten jeugdtraining

De meeste jeugdtrainers van AV’23 zijn opgeleid binnen de vereniging. Begin 2015 is een intern opleidingsplan vastgesteld om de kwaliteit van de trainers te waarborgen en verder te ontwikkelen. Elke leeftijdsgroep heeft bij AV’23 een hoofdtrainer met minimaal twee jaar opleiding en ervaring als trainer. Deze trainers zijn in principe altijd op de baan aanwezig als hun leeftijdsgroep training heeft. Een toenemend aantal hoofdtrainers heeft naast de interne opleiding ook de zware opleiding atletiektrainer niveau 3 van de atletiekunie gevolgd. De vereniging streeft er naar om dit aantal nog verder uit te breiden, onder andere omdat deze trainers zelf de officiële opleiding atletiektrainer niveau 2 van de atletiekunie mogen verzorgen binnen de vereniging.

Opleiding 
De verantwoordelijkheid voor het opleiden van de jeugdtrainers ligt bij een opleidingsteam dat bestaat uit de trainerscoördinator, de combinatiefunctionaris, een lid van het jeugdbestuur en een lid van de technische commissie. De trainerscoördinator (Joost Cosman) en de combinatie functionaris (Guus Hoogmoed) vormen met een ervaren (volwassen) trainer het begeleidingsteam bij de opleiding van de trainers.

Alle trainers die door de club zelf worden opgeleid lopen eerst gedurende een periode van 6 tot 10 weken stage bij een ervaren trainer om te kijken of het trainerschap bij ze past. Daarna kunnen ze gedurende de rest van het seizoen assistent trainer worden. In die periode worden – ook weer onder leiding van een ervaren trainer – alle facetten van het geven van training geoefend en vindt de echte opleiding plaats. In een derde fase gaat de trainer onder verantwoordelijkheid van een hoofdtrainer een deel van de trainingen zelfstandig verzorgen. De club streeft ernaar dat alle trainers die zelfstandig training geven minimaal een opleiding hebben als atletiektrainer niveau 2. Op dit moment hebben die trainers nog niet die officiële opleiding, maar ligt hun opleiding al wel op een vergelijkbaar niveau.

Infographic JeugdvisieLTAD
Bij de opleiding en begeleiding van de trainers wordt de LTAD (Long Term Athlete Development) als uitgangspunt gehanteerd. Dit is een model uit Canada voor de ontwikkeling van jonge atleten dat van toepassing is op verschillende sporten dat en is bedoeld als een algemeen uitgangspunt. Het model is door de atletiekunie omarmd in het kader van de jeugdvisie als onderdeel van de campagne ‘Een leven lang atletiek’. Bij de LTAD staat plezier in de sport en een brede ontwikkeling centraal. In de ontwikkeling van een atleet worden in het LTAD-model 7 fases onderscheiden:

  1. Actieve start (0-6 jaar)
  2. Fundament (jonge pupillen: meisjes 6-8 jaar, jongens 6-9 jaar)
  3. Leren trainen (oudere pupillen: meisjes 8-11 jaar, jongens 9-12 jaar)
  4. Trainen voor omvang en belastbaarheid (jonge junioren: meisjes 11-15 jaar, jongens 12-16 jaar)
  5. Trainen voor wedstrijden (oudere junioren: meisjes 15-21 jaar, jongens 16-23 jaar)
  6. Trainen om te winnen (jonge senioren: meisjes van 18 jaar, jongens vanaf 19 jaar)
  7. Actieve leefwijze (elke leeftijd)

Omdat het opleidingsplan van AV’23 is geschreven voor de trainers van de jeugd worden de fases 6 en 7 buiten beschouwing gelaten. Na de vierde fase volgt een keuze tussen de sport om te presteren en het recreatieve sporten. Talenten worden vanaf die fase begeleid in overleg met de trainers van de senioren-selectie.

 

1. Actieve fase.
In deze fase worden de kinderen aangemoedigd om te rennen, springen, vangen, gooien en balanceren. Kinderen zouden in deze fase ook activiteiten op het water en ijs moeten uitproberen. Ook leren fietsen op een driewieler of fiets zou in deze fase plaats moeten vinden. Kinderen onder de leeftijd van zes moet fysiek actief zijn voor een korte tijd tijdens elke uur van de dag.

2. FUNdament
Activiteiten tijdens deze fase moeten goed gestructureerd, positief en leuk zijn en moeten gericht zijn op de ontwikkeling van de ABC: Agility (beweeglijkheid), Balans en Coördinatie.  Het is belangrijk dat kinderen deelnemen aan een breed scala aan sporten. De snelheid van handen en voeten kan door jongens en meisjes bijzonder goed ontwikkeld worden in deze fase. Als dit moment wordt gemist, kan het lichaam later in het leven sneller worden aangetast. Kracht, uithoudingsvermogen en flexibiliteit moeten worden ontwikkeld, maar door middel van spelletjes en leuke activiteiten in plaats van een trainingsregime.

3. Leren trainen
Dit is de belangrijkste fase voor de ontwikkeling van sport-specifieke vaardigheden. Veel kinderen hebben een voorkeur ontwikkeld voor een specifieke sport maar zouden eigenlijk ten minste twee of drie verschillende sporten moeten blijven spelen. De focus zou moeten liggen op het leren om te concurreren – niet op winnen.
Leren trainen is een periode van versneld leren van coördinatie en fijne motoriek.  Het is ook een tijd waarin kinderen genieten van vaardigheden die ze leren en het zien van hun eigen verbetering. Het brein is in staat tot zeer verfijnde vaardigheden. Dit is de tijd om alle fundamentele bewegingsvaardigheden te ontwikkelen en te verfijnen, algemene vaardigheden te leren en flexibiliteit en uithoudingsvermogen op te bouwen.

4. Trainen voor omvang en belastbaarheid
Deze fase valt samen met het begin en het einde van de adolescente groeispurt. Deze periode wordt meestal gedefinieerd in de leeftijd 11 tot 15 jaar voor meisjes en 12 tot 16 jaar voor jongens.
Tijdens deze fase moeten jonge atleten hun sport-specifieke vaardigheden consolideren en daarnaast een basis opbouwen voor het aerobe (op het verwerken van zuurstof gerichte) energiegebruik. Tegen het einde van deze fase zou er geconcentreerd moeten worden op kracht en explosief (anaeroob en alactisch) energiegebruik. Meer trainingsuren (hogere intensiteit) zijn nodig in deze fase om de ontwikkeling op lange termijn zo optimaal mogelijk te laten verlopen.
Tijdens deze fase vinden lichamelijke veranderingen in de atleet sneller plaats dan op jongere leeftijd. In de opleidingsprogramma’s moet rekening worden gehouden met deze snelle veranderingen en de verschillende voor- en nadelen hiervan voor de ontwikkeling.

5. Trainen voor wedstrijden
In deze fase kunnen atleten kiezen voor een sport waarin ze trainen om te excelleren. Deze atleten zullen trainen om hun sport-specifieke vaardigheden en al hun fysieke capaciteiten te onderhouden en verbeteren. Deze atleten zijn gericht op het concurreren in nationale (en internationale) competities en evenementen. De trainers van de oudere junioren ondersteunen deze ontwikkeling. Jonge atleten die kiezen voor de recreatieve kant van de atletiek zullen zich meer toeleggen op het plezier in de sport en de bijdrage aan de gezondheid.