Bram Wassenaar: Het mooiste bij AV ’23 was het clubgevoel


Ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum maakte oud-bestuurslid Dirk Visser, jarenlang journalist bij het ANP, 19+23 interviews van AV ’23-ers: huidige toppers, aanstormend talent, toppers van toen, trainers, (oud-)bestuursleden; een niet geheel willekeurige selectie uit de meer dan 600 leden en oud-leden.

NK Drachten 1971, Bram neemt revanche op Haico Scharn op de 1500m

Bram Wassenaar, nu trainer van de Bramsterdammers, was in de jaren ’60 en ’70 de beste atleet van AV ’23 met records, kampioenschappen en uitzending naar de Olympische Spelen (tot dusver de laatste AV ’23-er). Gevraagd naar zijn mooiste herinneringen aan die tijd zegt hij: “Dat waren niet zozeer de records, maar de clubdingen, zoals competitiewedstrijden en het NK estafette. Ik deed dan mee aan de 400 m, de 1500 m en de 4×400 m. Die wedstrijden wonnen we altijd of we werden tweede.

We hadden bij AV ’23 drie, vier man die op de 800 m 1.50 of sneller liepen. Ik heb nog steeds het clubrecord op de 800 m en de 1500 m met 1.47.5 en 3.39.1, beide uit 1971. Sjaak Hoogstraaten, een van de AV ’23-ers bij de Bramsterdammers, liep dit jaar 1.53 op de 800m. Dat is nog niet zijn plafond.


We keken uit naar die wedstrijden: de AVRO-cross in Hilversum, de Athlos-cross in Harderwijk. Dat waren vaste wedstrijden. Willem van Riemsdijk, met wie ik heel veel heb gelopen, deed altijd de 5km. Met Willem erbij hebben we ook de clubrecords op de 4×800 en de 4×1500 gelopen. Ook die clubrecords staan nog in de boeken.

In die tijd was AV ’23 een sterke vereniging. Het was de tijd van Jo Moerman en Kees Koppelaar. Moerman, die in Betondorp woonde, was ook secretaris van de Technische Commissie van de KNAU. Hij heeft me hierheen gehaald. We hadden toen het 300 meter sintelbaantje waar ik trainde met Els van Noorduyn; zij op kogel en discus, ik op de 800 m en de 1500 m. Ik zat toen intern op de Hogere Hotelschool in Den Haag. Twee keer in de week kwam ik naar de training bij AV ’23. Na Moerman kwam Kees Koppelaar bij de club als trainer. Hij was zelf oud-atleet en is later, net als ik, bondscoach geworden.

De beginjaren ’70 waren toch mijn beste jaren. Ik werkte op het kantoor van het pas geopende Papendal. Daar kon ik ook trainen. In 1970 verbeterde ik het Nederlands record op de 800 meter en dat op de 1500m zelfs tweemaal, zowel outdoor als indoor. Het 800m-record vestigde ik tijdens de eerste wedstrijd op Papendal. Alles was in gereedheid gebracht voor Ilja Keizer die een nieuw Nederlands record op de 1500m wilde lopen. Dat mislukte, maar ik liep wel het record op de 800 m in 1.48.0. Ik voelde de hele dag al dat het zou gebeuren.

In dat jaar kreeg ik van de KNAU de Herman van Leeuwen-Beker voor de beste atleet van 1970. En in 1971 werd ik voor het eerst Nederlands kampioen op de 1500m. Ik nam revanche op Haico Scharn, die het jaar ervoor kampioen was geworden.” Van 1967 tot en met 1972 kreeg Bram zes keer op rij de Heren Senioren Prestatie Beker = de Jan Blankers Beker als de beste mannelijke atleet van AV’23.

“In 1972 had ik me geplaatst voor de 1500m op de Olympische Spelen in München. Omdat ik op Papendal werkte en trainde, ging ik pas twee dagen voor de wedstrijd naar München. Ik kwam aan en dezelfde nacht was de aanslag van de Palestijnen op de Israëlische ploeg. Die zomer had ik enkele lange-afstandslopers uit Israël te gast gehad in Oosterbeek, waar ik woonde. Ik vond meteen: ‘Ik moet solidair zijn’. We mochten zelf kiezen. Ook Wilma van den Berg en Jos Hermens trokken zich terug. Nog steeds vind ik dat de Spelen toen niet hadden mogen doorgaan.

In feite was München het einde van mijn topsportcarrière op de baan. Ik kreeg een baan bij het Voedingscentrum in Den Haag en verhuisde naar Voorschoten. Daarna ben ik me op de langere afstanden gaan richten, de 3.000 en 5.000m met beste tijden van 7.54 en 13.48. Ook heb ik een paar keer de marathon gelopen. M’n snelste tijd is 2u21. In die tijd trainde ik in verband met mijn werk maximaal 100 kilometer per week; nu lopen de toppers 200 kilometer. In het algemeen wordt er nu meer getraind. Het gevaar is dat er te veel en te hard wordt getraind.

Trainers bij een club zijn vaak geneigd atleten in te delen naar hun recente prestaties. Je moet echter blijven kijken naar wat zijn of haar sterke en zwakke punten zijn. Sjaak Hoogstraaten heeft afgelopen winter aan krachttraining gedaan. Onder meer daardoor haalde hij 1.53. Ik heb veel liever dat hij over vier jaar 1.49 loopt dan nu. Dan smeer je de carrière over veel meer jaren uit. Wij moeten zuinig zijn op onze talenten en meer aan lange-termijnplanning doen.

Tien jaar geleden ben ik bij AAC begonnen met ongeveer tien snelle lopers op de middellange afstand. Daar hebben eerst AV’23 en uiteindelijk ook Phanos zich bij aangesloten. Nu is het een groep van dertig lopers en loopsters, de Bramsterdammers, onder wie Fa Adda. Ik vind het leuk weer bij AV’23 betrokken te zijn. Er komt telkens nieuwe aanwas bij, ook lopers uit de groep van Jan Mens die door hem worden doorgestuurd. Jongens als Sjaak zijn een aanwinst voor AV’23. Dat werkt voor mij als trainer motiverend.

Atleten worden vaak opgeleid bij één trainer, waar ze blijven hangen. Een trainer moet kijken naar de mogelijkheden van iemand. ‘Jij hebt lange benen? Dan word jij hoogspringer. Jij loopt 51 op de 400 meter; 47 zul je nooit halen. Ga naar de 800m. Als Bondscoach had ik jongens op de 5 en 10 km die al jaren dezelfde tijd liepen. Ik hield ze dan voor: ‘Jullie tijden verbeteren niet. Probeer de halve of de hele marathon eens.’

Of een loper talent heeft, zie je aan de manier van lopen. Gaat dat makkelijk; hebben ze souplesse. Je kunt niet zien of iemand doorzettingsvermogen heeft en explosief is. Het is meegenomen als dat erin zit. Iemand als Kamiel Maase, wiens trainer ik bij Leiden Atletiek was, had veel loopscholing nodig. Dankzij zijn drive, focus en ambitie is hij nu nog steeds Nederlands recordhouder op de 5 km, de 10 km en de marathon. Zijn tijd van 2 uur 8 minuten op de marathon is voor een blanke man met zijn postuur een geweldige tijd. Het kan misschien wel heel lang duren voordat dat record wordt verbeterd.

Van 1983 tot 1988 was ik bondscoach voor de middellange afstandlopers. In die tijd grossierden jongens als Han Kulker en Rob Druppers in medailles op WK’s en EK’s. Dat waren geweldige jaren. Han brengt nu als jeugdtrainer in praktijk wat hij bij mij geleerd heeft. Geweldig. In mijn periode als bondscoach lange afstand, van 2000 tot 2009, waren er twee momenten die ik niet zal vergeten. De EK 2002 in Parijs, waar Nadja Wijenberg op de marathon 6e werd en de EK 2006 in Göteborg, waar de marathonploeg, met onder anderen Krotwaar en Maase, derde werd. Dat was nog nooit gebeurd.

Als trainer moet je enthousiast zijn, kunnen motiveren en goed kunnen doseren. Een meerjarenplanning is erg belangrijk.
Het einde van mijn trainerscarrière komt in zicht. Ik doe het al 33 jaar. Maar ik heb er nog steeds veel plezier in.”