Meanderen langs de Maas, deel 2

door Alex Wijsman

Etappe 1, Maastricht-Stokkem, 35 km.

Bij de St. Servaasbrug pakken we de route weer op. Cisca staat bepakt en bezakt bij haar rijwiel. Een digitaal fotootje maak ik om dit beeld vast te leggen. Dan is het zo ver. De eerste schreden worden gezet. Langs de Maas verlaten we het centrum van Maastricht en we zetten koers naar het Maasdal. Cisca blijft voorlopig bij mij in de buurt fietsen. Met een topografische kaart (schaal 1:25.000) in de hand probeer ik m’n weg te vinden. Helaas is de kaart een tikkeltje aan de oude kant, waardoor de nieuwste paden en wegen er niet op vermeld staan. De ontwikkeling kun je soms niet tegenhouden. En dat moet je ook niet willen. Maar zo lang je loopt, kun je niet verdwalen; dat is mijn motto.

Gisteren heb ik een telefoontje gepleegd naar de veerponthouder van het voetveer Geulle-Uikhoven of de veerdienst wel uitgevoerd wordt in verband met een mogelijke lage waterstand. Mocht de dienst uit de vaart zijn, dan heb ik een essentieel probleem en moet ik m’n route, al even buiten Maastricht, omgooien. Helaas kreeg ik een negatief bericht. Vanwege het lage water zal de pont niet varen. Dit betekende voor mij opnieuw kaartstudie en veel meetwerk.

Zoals iedere grote stad heeft Maastricht ook een industriecentrum. Dit zijn niet de leukste plekjes om te wandelen. Jammer, maar er is geen andere keuze. Ten noorden van Maastricht kruisen we het Julianakanaal en gaan op weg naar het dorp Borgharen. Samen met de plaats Itteren komen beide dorpen nogal eens in het nieuws als de Maas haar overtollige water kwijt moet. Dan staan de kelders en woonkamers van diverse huizen deels onder water. Bij Kasteel Borgharen slaan we af en volgen onze weg in noordelijke richting.

Kasteel Borgharen is gebouwd op een strategische plek aan de rivier de Maas om de stad Maastricht te beschermen tegen invallen van vijandelijke troepen. De toenmalige bewoners (leenmannen) hieven namens de heren van Valkenburg, eigenaars van het kasteel, tolgelden aan passerende handelaren en schepen die op weg waren van en naar Maastricht. Niets is hier meer van over en we kunnen vrij van kosten deze plek passeren. Het kasteel ziet er indrukwekkend uit, maar ook het poortgebouw mag er wezen. Ter hoogte van het dorp Itteren bij grenspaal 107 zien we aan de overzijde van het water weer een kasteel. Kasteel Hocht ofwel de Abdij van Hocht. Hemelsbreed bevinden zich hier over een afstand van één kilometer drie waterwegen. De al eerder genoemde Maas, maar ook de Zuid-Willemsvaart en het verbindingskanaal Briegden-Neerharen. Het merkwaardige gebouw is een voormalige cisterciënzer abdij, een kloosterorde die in 1098 is opgericht. Het kasteel staat op een grondstrook tussen de Zuid-Willemsvaart en het verbindingskanaal Briegden-Neerharen en behoort tot de plaats Lanaken. De Maas is de natuurlijke grens tussen Nederland en België. Uiteindelijk komt ons pad weer uit bij het Julianakanaal. Geruime tijd volgen we het pad langs het water. Op een gegeven moment is de landstrook waar we ons bevinden slechts vijftig meter breed, want de Maas slingert onophoudelijk door het landschap. De natuurlijke grens. Dus, treffen we ook grenspaal 109 aan die de scheidingslijn met België aangeeft.

Vanuit het Westen drijven donkere wolken in onze richting. Je ziet dat er regen met bakken naar beneden komt. Achter het donkere gebied zijn weer lichtere plekken aan de hemel te ontdekken. We moeten nu zorgen voor een beschutte plek, want anders zijn we in korte tijd drijfnat. Aan een hardloopster, die de brug bij Bunde afholt, vraag ik of er een café-restaurant in de buurt is. Ja, die is er, maar dan moet ik nog wel een kilometer lopen. De regen komt steeds dichter in de buurt. Het wandelen gaat over in snelwandelen en tenslotte in hardlopen als ik droog wil overkomen. Het lukt bijna. De regen valt met stromen op het wegdek wanneer ik onder een zonnescherm van een café sta. Cisca is me vooruit gereden en heeft inmiddels plaatsgenomen op het terras. Even later genieten we van een kop koffie en een stuk gebak. Laat het water nu maar vallen. Een kwartier later is de bui voorbij en we gaan weer op pad. Via de buurtschap Brommelen komen we bij het Julianakanaal. Over een brug kruisen we de druk bevaren waterweg. We volgen een smal pad langs het water. Cisca moet oppassen, want uitwijken is er op dit schapenpaadje niet bij. Regelmatig varen er vrachtschepen uit verschillende plaatsen en landen voorbij. Ook plezierboten zijn er nog volop te vinden. In een tempo van boven de 8 km/p.u. worden de kilometers afgelegd. Links zien we de kerktoren van de plaats Uikhoven. Hier is de veerverbinding van Uikhoven naar het dorp Aan de Maas. De kabelmotorveerpont ligt er werkeloos bij. Tjonge, wat ben ik blij dat ik gisteren contact heb gelegd met de veerman. Had ik dit niet gedaan dan had ik nu een groot probleem. Een probleem dat zich uitstrekt over tientallen kilometers. En dan is ons adres van overnachting nog ver weg. Heel ver, zullen we maar zeggen. Te voet voortbewegen is een aangename bezigheid, maar nutteloos omlopen vind ik verre van prettig en onnodig. Ook de stressfactor wil ik uitsluiten. Neen, genieten van de natuur en de mooie landschappen is m’n opzet.

Bij de brug van Elsloo zijn we noodgedwongen te stoppen, want wederom drijft er een regenbui over. Onder de bomen, langs het kanaal, vinden we een goede beschutting tegen het vallende hemelwater. Ook een dame op een fiets vindt deze plek een ideale schuilplaats. Als de bui ons heeft gepasseerd schijnt de zon weer volop. Het pad langs het kanaal blijven we alsmaar volgen. Via de plaats Urmond komen we in Berg. Hier is de veerverbinding met België. Een autopont vaart alsmaar heen en weer om voetgangers, fietsers en automobilisten naar de andere kant van de Maas te brengen. In het centrum van het dorp komt een auto ons luid claxonnerend tegemoet. Het is moeilijk om een bestuurder in een auto te herkennen als je wandelt en de auto een flinke snelheid heeft. Maar we denken een bekend gezicht te herkennen. Cisca en ik hebben dezelfde gedachten. Als we het bij het juiste eind hebben komt de automobilist beslist terug. En, ja hoor, even voordat we de veerpont bereiken stopt de auto naast ons en we treffen Jacqueline Huntjens. Ze is heel verrast ons hier te zien. Enige tijd staan we met elkaar te praten. Gezelligheid kent geen tijd. Toch moeten we verder en onze wegen scheiden. Aan de waterkant markeert grenspaal 116 de grens met België. De waterstand in de rivier is laag. In een mum van tijd is de pont aan de andere kant. Ook nu zien we weer dreigende donkere wolken op ons afkomen. Op de veerpont is geen enkele beschutting voor ons en de veerponthouder verwijst ons naar een bushaltehokje. Doorlopen heeft geen zin, want de bui is niet te ontlopen. Het bushaltehuisje is ruim en nog drie mensen willen zich niet nat laten regenen. Ook de fietsen kunnen droog in het huisje staan. Dit soort bushaltehokjes kennen wij niet in Nederland. Twee voetbalelftallen kunnen hier comfortabel plaatsnemen en dan kan de arbitrage er ook nog bij.

Een van de mannen vraagt waar mijn fiets is, omdat hij alleen Cisca met haar rijwiel ziet. Met een brede lach op m’n gezicht vertel ik hem dat mijn fiets eerder op de dag is gestolen. Even niet opgelet en de bike is pleite. Hij gelooft mij niet en dat is wel heel wijs. Terwijl de regen het asfalt glimmend maakt, praat hij honderd uit. Inmiddels is het droog en de man blijft kletsen. Na acht pogingen om weg te komen lukt het me bij de negende poging. Met grote stappen vervolg ik m’n weg. Hij komt me achterop gefietst en zegt: ‘U lijkt wel op m’n buurman, die wandelt precies zoals u zich voortbeweegt’. ‘O ja, en wie mag uw buurman dan wel zijn’, vraag ik. ‘Hans van Wakeren’, merkt hij op. Ik schiet in de lach en vertel hem dat ik een paar weken geleden tijdens het NK in Woerden met hem gelopen heb. De wereld is klein en de fietser rijdt de komende kilometers met ons mee. We hoeven niet veel te zeggen, want hij is alsmaar aan het woord. In het centrum van Stokkem nemen we afscheid van de man en wij zoeken ons adres van overnachting, gelegen aan de oever van de rivier de Maas, op. Een blik op het display van het fietscomputertje geeft aan dat er iets meer dan 35 km is afgelegd. Niet gek, als we ons bedenken dat we rond het middaguur pas met de tocht zijn begonnen.