Wil Nienhuis over de gezelligheid op de oude baan: Je kwam de kantine niet voorbij

door Dirk Visser

Ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum maakte oud-bestuurslid Dirk Visser, jarenlang journalist bij het ANP, 19+23 interviews van AV ’23-ers: huidige toppers, aanstormend talent, toppers van toen, trainers, (oud-)bestuursleden; een niet geheel willekeurige selectie uit de meer dan 600 leden en oud-leden.

Wil Nienhuis (l) en Jacqueline van der Laan

“Als je op de oude baan na de training vroeg naar huis wilde, moest je langs de ramen van de kantine. Dan werd er geroepen: ‘He, ga je nu al weg’ en dan bleef je toch hangen. Je kwam de kantine niet voorbij. Het was altijd zo gezellig. Misschien was voor mij de afterparty nog belangrijker dan het trainen.” [Op de foto bij het interview met Theo Danes is de oude kantine te zien.]

Aan het woord is Wil Nienhuis, voorzitter in de jaren 1992-1993. “In 1985 ben ik bij AV ’23 gekomen en eigenlijk ben ik nooit meer weggegaan. Ik zie AV ’23 als een soort dorp. Als je lang bent weggeweest, kom je weer thuis. Ik vind het heerlijk om mensen van vroeger weer te ontmoeten. Daar kan ik geen afscheid van nemen. Zo was het vorige week ook tijdens de jubileumviering.

Het is bijzonder wat zo’n club met je doet. Die is een deel van je leven geworden. Ik heb vrienden gekregen dankzij AV ’23. Vanaf het eerste moment dat ik bij de club binnenkwam, zijn Jacqueline van der Laan en ik bevriend geraakt. We hebben altijd veel lol samen, onder meer op gezamenlijke vakanties. Ook hebben we samen al diverse club- en jubileumfeesten bij AV ’23 georganiseerd.

Wat ik allemaal heb meegemaakt, vooral op de oude baan. Daar was de sfeer compacter. Toen ik voorzitter was, haalden we de 300 leden, wat we met een feestje vierden. Alle volwassenen kenden elkaar. Een sfeer van ons kent ons.

De kleinschaligheid ook. Arie Beekman, die in vele functies heel veel voor de club heeft betekend, heette je persoonlijk hartelijk welkom als je lid werd. Toen kon dat nog. Maar hij had wel gelijk een klusje voor je. Je durfde geen nee te zeggen. Wat ook een rol speelde, was dat de oude 300 meter-baan geen wedstrijdbaan was. Het accent lag toen niet zozeer op wedstrijden. AV ’23 kon toen ook moeilijk goede atleten binnen boord houden. Die raakte je kwijt. Maar dat oude, smerige baantje maakte het wel gezellig. De feesten waren ook erg uitbundig, met vaak hilarische prijzen bij de verloting.

Ik werd lid toen we in de Watergraafsmeer kwamen te wonen. Ik wilde iets doen met sport en het moest dichtbij zijn. Dat werd dus AV ’23. Wat ik het leuke aan het lopen vond? Soms vond ik het helemaal niet leuk. Maar de gezelligheid en het samen-zijn – dat was geweldig. Na de training lekker blijven kletsen. Misschien kwam ik meer daarvoor dan voor de trainingen.

Ik was ook geen snelle loper. Dat wedstrijdelement heb ik niet in me. Langere afstanden dan de Dam tot Dam en de 10 km heb ik nooit gelopen. Uiteindelijk heb ik één keer de halve marathon gelopen. Na een achillespeesblessure tijdens de Nescioloop in 2008 ben ik gestopt.

Atletiek was, zeker in de begintijd van AV ’23, een elitesport. De vereniging had toen ook een ballotagecommissie. Ik denk dat de doorbraak naar de arbeiders(kinderen) is gekomen met Willem van Riemsdijk, die bouwvakker was. Die was zo goed. Die lieten ze niet gaan.

AV ’23 is ontstaan doordat een aantal leden zich afscheidde van AAC. Zij waren van mening dat de vrouwelijke leden de herenleden zodanig afleidden dat de sportieve prestaties hierdoor nadelig beïnvloed werden. Volgens Ludeker in zijn boek hield de vereniging in 1992 de adem in toen ik als eerste vrouw tot voorzitter werd gekozen. Een beetje overdreven.

Ik was al enige tijd secretaris waar ik geschikter voor ben, toen de voorzitter plotseling aftrad. Ik dacht: ‘Ik kan het beter zelf doen dan iemand moeten inwerken’. Maar het was nooit mijn ambitie geweest om voorzitter te worden. Liever was ik secretaris gebleven; dat lag me beter. Ik hoorde geluiden om me heen dat het leuk zou zijn als AV ’23 een vrouw als voorzitter zou krijgen. Dat trok me toen wel aan; nu niet meer.

Het voorzitterschap was heel anders. Als secretaris heb je alles in je vingers, maar je bent meer op de achtergrond. Als voorzitter werd je te pas en te onpas aangesproken. Je bent toch het eerste gezicht van de vereniging. Mensen denken bijna dat het je baan is. Ik voelde me een manager van een bedrijf. Kortom, het was niet helemaal mijn ding.

Wegens ‘blijde toestanden’, zo schrijft Ludeker, droeg ik op de ALV van 1993 de voorzittershamer over aan Corine Stam. Wel bleef ik in het bestuur. Ik was 30 toen ik voorzitter werd. Misschien ben ik wel de jongste voorzitter ooit. Dat is eigenlijk nog opmerkelijker dan dat ik de eerste vrouw als voorzitter ben geweest.

Dankzij AV ’23 heb ik een bescheiden rol bij de Amsterdam Marathon, samen met Corine Stam, die mij indertijd als voorzitter is opgevolgd. Als taakmanager moet ik zorgen voor een goed verloop van de dopingcontrole. Zogenaamde stewards hebben de taak de juiste lopers eruit te pikken en hen tot de dopingcontrole continu te begeleiden. De lopers mogen dan alleen uit onaangebroken flesjes drinken. Ook moet ik de dopinggedelegeerden, de laatste jaren Duitsers, opvangen. Ik verblijf dus in het finishgebied en dat is best interessant. Soms maak ik een praatje met de lopers als ze moeten wachten. De Afrikanen zijn vaak heel bescheiden mensen. Deze vrijwilligersfunctie is echt leuk om te doen. En dat allemaal dankzij AV ’23.

In mijn dagelijkse werk ben ik docent. Ik geef trainingen aan grondpersoneel in opleiding op de luchthaven Eindhoven. Ik heb altijd trainingen gegeven, eerst in de toeristische sector. Jarenlang heb ik op het hoofdkantoor van de studentenreisorganisatie NBBS in Leiden gewerkt.