Geline Kottier (marathons, 60 van Texel, Gouwzee): “Ik hou ervan uitdagingen aan te gaan”

door Dirk Visser


Ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum maakte oud-bestuurslid Dirk Visser, jarenlang journalist bij het ANP, 19+23 interviews van AV ’23-ers: huidige toppers, aanstormend talent, toppers van toen, trainers, (oud-)bestuursleden; een niet geheel willekeurige selectie uit de meer dan 600 leden en oud-leden.


Na 60 km nog fit

Veel AV ’23-ers kennen Geline Kottier (51) van de bar in het clubhuis en vooral als initiatiefnemer en kok van de maandelijkse ‘kom-je-eten’-maaltijden. Dat is allemaal bijzaak voor deze sportvrouw. Ze heeft al een handvol marathons op haar naam, heeft al twee keer de Zestig van Texel gelopen en heeft kortgeleden de 3,5 km oversteek van Marken naar Monnickendam volbracht. Op haar verlanglijstje staat nog de halve triatlon en de 10 km van IJburg naar Pampus zwemmen.

“Ik hou ervan uitdagingen aan te gaan. Ik wil weten wat mijn lijf aan kan, wat ik wel en wat ik niet kan. Af en toe fiets ik vanuit haar woonplaats Diemen naar het 148 km verderop gelegen ouderlijk huis in Almelo. Op het werk (Intercodam naast Carré) vragen ze wel eens: ‘Wat ga je nu weer doen?’ Ik word aangestoken door mensen in mijn omgeving: de Zestig van Texel door Paul Wiering en het zwemmen door Johan van Steen. Van hem is het idee om van IJburg naar Pampus zwemmen.”

“Als kind liep ik altijd heel erg hard naar school. ‘Dan kun je ook bij de atletiekvereniging komen’, zei mijn vader, zelf een heel goede 100 meter-loper. Zo werd ik lid van O.S.S.-W.I.K, opgericht in 1908. Het was een leuke tijd.

Toen mijn dochter Iris nog klein was, was ik niet echt slank. Met een buurvrouw begon ik te joggen. Paul Wiering, toen mijn benedenbuurman, trainde voor de Dam tot Damloop. Dat stelde ik mezelf als doel. Ik gaf mezelf een jaar de tijd. Eerst waren we met z’n tweeën, toen vier, vervolgens zes. Paul zag dat aan en zei: ‘Waarom kom je niet bij AV ’23?’ Dat is zo’n dertien jaar geleden. Twee maanden nadat ik lid was geworden, ging een groep naar de marathon van Berlijn. Het leek me ook wel leuk die eens te lopen. Zo ben ik marathonloopster geworden.

In 2002 liep ik de eerste marathon: Rotterdam, 4u 15. Die viel niet mee. Onderweg kreeg ik gelletjes van een vriend, waar ik behoorlijk beroerd van werd. De tweede marathon liep ik een kwartier sneller. In 2004 liep ik Berlijn. Ik heb heel mooie herinneringen aan een leuk weekend met een leuke groep.

Wat daar opviel was hoe enthousiast de Duitsers de deelnemers aanmoedigden! Slaande op potten en deksels hingen ze uit de ramen. Duitsers zijn sportvriendelijker dan Nederlanders, ook voor de extreme sporten. Er zijn daar heel veel ultra-lopers, net als in België.

Vorig jaar was ik weer in Berlijn. De reis was me aangeboden door vrienden en familieleden bij mijn 50e verjaardag. Werd ik daar omver gelopen door een zwarte vandaal, zoals Irene van Wijk schreef. Hij liet me ook nog op straat liggen. ‘k Heb het nog acht kilometer volgehouden, maar de knieblessure was te erg. Dat was balen in Berlijn.

De mooiste marathon vind ik de Berenloop door de prachtige natuur van Terschelling. Waar ik niet van hou, is lange duurlopen in je eentje. Je hebt dan niemand om tegen te praten. Ik ben een echt gezelligheidsdier.

Wat ik het leuke van lopen vind? Je kunt je hoofd leeg maken en je bent in de buitenlucht. Ik hou niet van lopen in de stad. Ik loop zoveel mogelijk in de natuur. Met Theo den Haan train ik op de hei bij Laren. Zo prachtig is het daar.

Toen ik voor de eerste keer aan de Zestig van Texel meedeed, was Nico Ruiter ook mee. Hij zou mij hazen. Riep hij op een gegeven moment: ‘Het was de bedoeling dat ik jou zou hazen en niet dat jij mij haast’.Mooi hè.”