Onno Waalewijn: Atletiek is niet per se boeiender dan andere sporten

een interview per email door Dirk Visser


Ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum maakte oud-bestuurslid Dirk Visser, jarenlang journalist bij het ANP, 19+23 interviews van AV ’23-ers: huidige toppers, aanstormend talent, toppers van toen, trainers, (oud-)bestuursleden; een niet geheel willekeurige selectie uit de meer dan 600 leden en oud-leden.


Onno tijdens de Senior Games 2009 (foto: Rudi Tomasoa)

“Atletiek is niet per se boeiender dan andere sporten”, zegt Onno Waalewijn (66), een van onze succesvolle Masters op de technische nummers. Met elf clubrecords was hij in 2012 Atleet van het Jaar bij de mannen Masters. “Ik ben zelf vorig jaar weer begonnen met badminton, wat ik weer erg leuk vind. Maar het leuke van de technische atletiek is voor mij toch dat het niet vooral op conditie en zwoegen aankomt, maar dat er ook een groot inzicht en lenigheid wordt gevraagd. Verder is er ook meer afwisseling tussen de verschillende onderdelen.

Ik ben bij AV’23 begonnen in 1992, toen mijn zoon Tammo als 7-jarige pupil werd toegelaten. Nu mag dat geloof ik al als je 6 bent. Op de middelbare school was ik niet echt sportief. Als er voor basketbal partijen gekozen werden (dat ging toen nog met oppoten), hoorde ik altijd bij de laatste vijf waar niet meer over werd gepraat: nemen jullie die maar. Erg motiverend was dat niet. Wel vond ik verspringen erg leuk, en als het me lukte om bij slagbal de bal te raken, was ik ook wel erg snel bij de honken.

In mijn studententijd ben ik badminton gaan spelen, waarbij ik vooral erg snel bewoog. Ik haalde alle ballen, die ik vervolgens zo slecht terug speelde dat de tegenstander me weer naar de andere kant van het veld kon sturen.

Ik heb in die tijd ook nog eens meegedaan aan de AAC strandloop die ik uit onervarenheid geheel in intervallen heb afgelegd. Met badminton doe je een sterke intervalconditie op. In het eerste jaar bij AV ‘23 deed ik mee met de basisgroep van Frans Monden, maar ik had ook wel zin om wat technische nummers te doen. Helaas was daar geen ruimte voor, althans niet voor oudere atleten (ik was toen 45). Inmiddels zijn de tijden wel veranderd. Ook toen waren er al clubkampioenschappen; dus ik zag daar een mogelijkheid om er even aan te proeven. Ongetraind als ik was verbeterde ik toch de clubrecords op hoogspringen en verspringen, waarna Rietje mij ontdekte en vroeg of ik mee wilde doen met de veteranencompetitie (nu masters-). Ik heb me toen ook langzaam in de technische training ingewerkt.

Een van de hoogtepunten was de eerste EK masters (M50) waar ik me inschreef voor liefst zes nummers (hoog, ver, HSS, 60, 200 en 400meter). Iets te veel lef natuurlijk; HSS had ik pas twee keer gedaan en 400 m was ook iets wat ik maar een keer per jaar deed. Ik was dan ook erg verbaasd dat ik daar nog op de 4e plaats eindigde. Sinds die tijd ga ik indien mogelijk naar ieder EK of WK. Meestal eindig ik dan net niet bij de laatste drie, maar soms zit er een uitschieter bij. Bij de M60 heb ik mezelf gewaagd aan een 10-kamp. Verder ben ik dol op estafettes. Vaak ben ik dan niet de snelste loper, maar ik kan redelijk goed wisselen, en dat maakt een hoop goed. Op de estafettes heb ik in een flink aantal ploegen een NR gelopen. Ook heb ik vorig jaar het NR hink-stap-sprong indoor verbeterd bij de M65.

Dieptepunten zijn natuurlijk de blessures waar je af en toe last van hebt. Bovendien heb ik de laatste tijd veel last van mijn voeten. Het laatste jaar heb ik dan ook weinig getraind.

Ik ben al snel jurylid geworden. Ik vind het noodzakelijk dat je je niet alleen als consument opstelt, maar dat je ook aan de organisatorische kant van het verenigingsleven bijdraagt. Langzamerhand groei je daar ook in; naarmate je meer ervaring krijgt rol je vanzelf ook in de zwaardere functies. Op zich is het niet echt leuk om in het veld te staan bij een NK. Het eerste jaar mocht ik de achterkant van de ring bij de werpnummers beoordelen. Je ziet dan alleen de voeten van de atleet tot deze helemaal klaar is met de worp. Op de tribune is denk ik leuker.

De club op zich zegt mij weinig, AV ‘23 ligt het handigst, maar ik heb veel contacten bij andere clubs waar ik me ook goed thuis zou voelen. Wel ken ik hier natuurlijk veel mensen, al wordt dat de laatste jaren een stuk minder. Komt natuurlijk ook omdat ik niet meer train.

Wat moet er veranderen? Onmiddellijk al dat fruit eruit; dit is toch een atletiekbaan. En laat alsjeblief dat laatste stukje gras naast de kantine in stand; je hebt dat echt nodig om buiten de baan met een groep trainingen te doen.

(foto: Rudi Tomasoa)