Langs de lijn

door Leonie van Drooge

Dat Valentina geen topprestatie zou leveren stond bij voorbaat vast. Maar dat ik zo ondermaats zou presteren als steunende moeder bij haar eerste atletiekwedstrijd, dat had ik niet verwacht.

De wedstrijd begint met de sprint. Als het startpistool is afgegaan, vertrekken alle meisjes uit het startblok, behalve Valentina. Die komt vertraagd omhoog en is pas los als de anderen al weg zijn. Haar kleine beentjes maken korte passen. “Goed zo, Valentina!” juich ik. En dan valt ze, zomaar, en ligt op haar rug op de baan. Ik loop in haar richting en zie dat ze zich moeizaam omdraait, langzaam opstaat en weer gaat lopen. Ik roep haar achterna “zet ‘m op, ga door” en zie hoe ze na de finish ook nog uitglijdt. Als ze de baan afkomt geef ik haar dikke knuffels. Ik noem haar dapper, dat ze ondanks haar val toch verder ging. Ik vraag haar hoe het nou toch kan dat ze viel. Ze weet toch dat ze met sprint grotere passen moet nemen? Valentina kijkt me vragend aan. Ze begrijpt niet wat ik bedoel en vertelt me dat ze wat wil drinken.

Bij het balgooien is er een aardige ouder die Valentina na de oefenworp uitlegt hoe ze kan voorkomen dat ze naar haar voeten gooit. Valentina luistert en kijkt, maar het levert slechts op dat ze na haar aanloop stopt en dan pas haar worp inzet. Ik neem Valentina apart na haar eerste worp. Kijk naar de andere kinderen, draag ik haar op. Kijk wat die doen. Na de tweede worp meld ik me weer bij haar. Niet stoppen na het aanlopen, maak gebruik van de beweging, snauw ik. Valentina kijkt me verbaasd aan. Ook de derde worp levert geen verbetering op. Niemand heeft dichterbij gegooid dan zij. Tevreden stapt ze het veld af. Ze heeft wel zin in een boterham.

Bij het ver springen, springt ze fantastisch in. De eerste sprong wordt afgekeurd. Ze zet af buiten het ruime witte afzetvlak. Ze kijkt verbaasd. Wit vlak? Foute sprong? Bij de tweede sprong komt ze aanlopen, stopt en springt. Ik trek m’n haren uit mijn hoofd. Gewoon hard komen aanlopen en in het witte vlak afzetten, bijt ik haar toe. Weet je dat dan niet, van dat witte vlak? Nee, dat weet ze niet. De laatste sprong gaat heel behoorlijk. Trots meldt ze dat ze 2.04 meter heeft gesprongen. Een halve meter minder dan de anderen.

Het laatste onderdeel is de 600 meter. Vijf meisjes starten en meteen vormt zich een kopgroep van vier. Dat Valentina in laatste positie ligt ben ik nu wel gewend. Maar verbijsterd zie ik hoe ze in baan 2 blijft lopen! Naar de binnenbaan, tier ik inwendig. Na een vol rondje komt ze langs. We klappen en een van de trainers roept dat ze naar de binnenbaan moet. Ze kijkt op. Ik zie een mogelijkheid tot contact, loop met haar op en gebied haar naar binnen. Ze is te moe om het niet te doen en gaat naar baan 1. Ik steek het veld dwars over en moedig een rood aangelopen Valentina aan op haar laatste meters. Tranen springen in mijn ogen. Wat doet die kleine meid haar best en wat gaat het allemaal mis.

Als ze gefinisht is, komt ze in mijn armen uithijgen. Onze beide gezichten zijn nat. Mijn tranen mengen zich met haar zweet. Ik geef haar dikke kussen en zeg haar dat ik zo trots op mijn dappere meid ben. Maar waarom ging ze niet meteen naar de binnenbaan?