Ooievaars over de Amstel

door

Je kunt het natuurlijk ook overdrijven.

Het is waar, Amsterdam had heel wat goed te maken.
Een kleine greep uit de missers. Een file voor de fly-over naar de start zodat een flink aantal, echt wel tijdig aangekomen lopers, ruim ná het startschot het startvak bereikten. Een afgeefsysteem voor tassen, zo traag dat mensen hun bagage maar lukraak over de wachtenden heen in het bagagevak gooiden. Om alles later in een onbewaakte hoop terug te vinden (als je geluk had). Nog een keer in de file; maar nu voor de finish. Ongelogen, gewoon een paar minuten moeten wachten voordat je kunt finishen. Omdat ze bij elke binnenkomer de streepjescode op het rugnummer met de hand scanden en dat ging nu eenmaal niet zo snel.
Een parcours over eindeloze verlaten straten in saai Slotervaart. En dan het “publiek”. Dat was er niet. Er stonden


hier en daar wel mensen langs de kant. En die riepen ook wel. Maar vooral “waarom ze er gvd niet door konden”. Niemand had ze ook verteld dat er een loopje was.

Dat wás de marathon van Amsterdam. Tot 2003. Toen kwam ING als animator. En de Champion als organisator. En werd het beter, steeds beter. En nu is het perfect. Als ouwe rot geloof je je oren bijna niet: een en al lof voor de organisatie. In alle talen. Maar het klopt als een zere vinger: het loopt als een tiet. Nu is de Champion kampioen wedstrijd-organiseren dus dat hadden we kunnen zien aankomen.

Maar nou dat andere. Dat schier onmogelijke. Het opvoeden van de Amsterdammers. Tot enthousiast publiek. Ga weg zeg, dat kan niet. Ja die in Noord, die hoef je niets te leren. Die maken al jaren een feestje van elke Dam tot Dam-loop. Maar verder, Amsterdammers….en opvoeden? Lamenielachen! Nou lach maar niet want het is gelukt.

In 2005 liep ik mee. De Amsterdammers waren vooraf gewaarschuwd dus het aantal tierende gasten was al veel minder. En hier en daar stond zowaar een plukje klappers. En muzikanten om de klappers en lopers te vermaken. Dit jaar liep ik weer. En nu was het feest! DJ’s in kleurige vehikels, dansende drummers. Zelfs zangers in de polder, vanaf bootjes op de Amstel. En heel veel publiek, zelfs op de saaiste straten van het industrieterrein. Enthousiast publiek, dat roept en klapt en high five-t.

Dat was op zich dus al een wonder. En helemaal goed. Niets meer aan doen dus. Maar nee, ze waren nog niet tevreden. Dus regelden ze ook nog eens geweldig weer: zonovergoten, niet te koud, niet te warm, niet te veel wind. En als kers op de taart twee ooievaars die elegante cirkels over de Amstel trokken. Voor alle lopers onderweg naar Ouderkerk of al weer terug. Tja, dat vind ik overdrijven.

Het was wel jammer dat ik geen idee had wat “ooievaars” in het Italiaans was, of Deens, of Frans, of zelfs maar Engels. Zodat ik mijn multi-culti medelopers slechts met “huh” en een hand in de lucht op de show kon attenderen. Wat bij mijn medelopers niet tot het gewenste “ooh” maar meer tot “another one who sees them flying” (of “schon wieder eine die sie vliegen seht”) leidde. Zonder dat ze de ooievaars opmerkten.

Geeft niks, ik heb genoten. Tenminste, zo voelt dat achteraf. Dan ben je alle pijntjes en ongemak namelijk al weer vergeten. Zoals die darmen die helaas ook vaak vinden dat ze mee moeten gaan rennen. Of dat krampbeen dat zelfs door een spierenfluisteraar niet tot bedaren is gebracht.

Nu rest tevredenheid en trots. Trots op mijn clubgenoten die NK medailles veroverden. Trots op mijn eigen oude lijf dat eindelijk weer eens een beetje nette prestatie neerzette. Trots op mijn “kleine” broertje die zomaar zijn eerste marathon liep in een prachtige tijd.
En, ik had het nooit gedacht, trots op mijn Amsterdam dat zo’n mooie marathon heeft georganiseerd.