Sjaak Hoogstraaten: Altijd door blijven gaan; nooit te gauw ophouden


Ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum maakte oud-bestuurslid Dirk Visser, jarenlang journalist bij het ANP, 19+23 interviews van AV ’23-ers: huidige toppers, aanstormend talent, toppers van toen, trainers, (oud-)bestuursleden; een niet geheel willekeurige selectie uit de meer dan 600 leden en oud-leden.

Sjaak heeft zojuist het zilver behaald op het NKJ 2012

“Ik liep vaak vierde, vijfde of zesde plaatsen”, zegt Sjaak Hoogstraaten (20), de 800 m-loper van AV ’23. “Telkens net geen medaille. Totdat alles opeens wel lukte. Vorig jaar werd ik tweede op het NK Junioren. Dat was een mooi moment voor mij. Dit jaar wist ik zelfs de finale op het NK Senioren te halen.

Waarmee ik wil zeggen: Je moet altijd door blijven gaan. Je weet niet hoe je je verder zult ontwikkelen. De een wint als junior veel prijzen, maar daarna niets meer. Bij de ander komen de prestaties pas later. Dat is een van de redenen dat je niet zomaar moet opgeven.

Toen ik B1 junior was, begon Ernst van Beekhuizen met eenmaal per week extra looptraining voor middellange afstandslopers. Daar sloot ik me bij aan. Ook deed ik duurlopen. In één keer werd ik heel snel. Binnen een jaar tijd van 2.18 naar 2.03. Vanaf dat moment ben ik de 800 m echt gaan doen en ben ik overgestapt naar de Bramsterdammers.

Zelf vind ik grappig dat ik als pupil redelijk hoog eindigde bij de crosscompetitie, maar als D- en C-junior niet meer. Ik liep wel knappe tijden op de cross en de loopdingen, maar eindigde niet meer bij de eerste drie. Na de looptraining ging het ineens veel sneller. In 2012 werd ik bij de jongens van AV ’23 Junior van het Jaar, onder meer omdat ik zilver bij het NKJ had gehaald. Al eerder had ik een aanmoedigingsprijs gekregen.

Mijn ouders, die ook lid van AV ’23 zijn, hebben me wel altijd gemotiveerd om op atletiek te gaan. Maar ze zeiden er ook bij dat ik genoeg leuke dingen ernaast moest doen. Ik moest me niet op één ding richten. En ze lieten ook blijken dat het niet erg was als ik niet eerste werd. Verstandige ouders dus. Bij grote wedstrijden, zoals het NK, zijn zij altijd aanwezig zijn. Toen ik als pupil mijn eerste 1000 m liep, moedigde mijn moeder me aan, maar ze riep ook: ‘Wel rustig blijven ademen’. Zo was ik ook bij de finish. Ik was niet moe, maar had ook niet gewonnen.

Mijn vader en moeder zijn altijd heel zenuwachtig bij wedstrijden. Dat blijven ze ook na de start. Vroeger was ik zelf veel zenuwachtiger. Dat ben ik nu op een goede manier nog wel een beetje bij belangrijke wedstrijden, maar het is weg zodra ik gestart ben. Dan ben ik bezig met mijn tempo, de concurrenten.

Bij het Indoor NK was ik al twee keer niet verder gekomen dan de series, maar op het NK Outdoor bereikte ik dit jaar de finale. Dat is gaaf. Indoor is niet echt te vergelijken met buiten lopen. Je hebt een heel andere voorbereiding. In de winter doe je meer aan duurwerk en je loopt crosswedstrijden. Zomers doe je minder lange dingen en train je meer op snelheid. Het werkt niet om het hele jaar precies hetzelfde te trainen. Afwisseling is goed.

Voor een wedstrijd slaap ik altijd goed. Daar heb ik nog nooit problemen mee gehad. Je gaat niet de avond ervoor naar het café. Ik ga niet vaak uit, maar het is niet erg om af en toe met vrienden op stap te gaan. Zo nu en dan een biertje is helemaal niet erg.

Het mooie van atletiek? Je hebt een mooie band met de mensen met wie je traint maar ook altijd een bijzondere band met de mensen tegen wie je loopt. Iedereen heeft veel respect voor de prestaties van de ander. Het lopen van een wedstrijd kan je een kik geven, vooral als je wint. Ook als het niet goed gaat, weet je wat je beter kunt doen. Maar het is geweldig als je echt je moment van ontlading hebt. Je bent twee minuten heel geconcentreerd bezig en daarna volgt de ontlading. Het is ook de moeite waard dat je ergens naar toe bouwt. Dat je heel veel kleine stapjes maakt om je prestaties te verbeteren.

Ik vind de 800 m een heel veelzijdige afstand. Daar komen twee dingen samen: de specifieke sprintsnelheid en een heel goed uithoudingsvermogen. Op deze afstand heb je de meest diverse training als loper. Je doet aan snellere en langzamere tempo’s en aan krachttraining. Een poosje geleden ben ik met dat laatste begonnen. Sander heeft me de techniek geleerd van dingen optillen zonder je rug te blesseren. Ik weet nu alles van voorslaan en squatten. Zoek dat maar eens op.

Voor elke atleet die serieus is, zeker als sprinter en werper, is krachttraining een noodzakelijk onderdeel. Sprinters die het van hun explosiviteit moeten hebben, doen weer andere dingen dan middellange afstandslopers. Het is niet zo leuk als baantraining, maar ook niet vervelend. Het is fijn als afwisseling met andere dngen. Je hebt de muziek aan of je kunt met andere atleten kletsen. Het is ook minder vermoeiend. Ik houd ervan verschilende dingen te doen.

Mijn topsnelheid kan nog een stuk beter. Ik heb niet een heel goede 400 m. Als je een redelijk goede 400 m kunt lopen en ook een redelijk goede 1500 m, dan kun je ook een goede 800 m lopen. Misschien moet ik ook meer trainen op de 1500 m. Dan kan ik die snelheid langer volhouden. Ik heb wel 1500 m wedstrijden gelopen, maar nooit op hetzelfde niveau als de 800 m.

De tweede ronde van de 800 m is het zwaarste. Om die goed door te komen doe je in de zomer heel veel snelle tempo’s, zogenaamde verzuring tempo’s. Een snelle 300 m, kort pauzeren, weer een snelle 300 m. Dat heet ‘in het melkzuur lopen’. Dat is het moelijkste wat er is.

Ik ben nog heel erg jong. Misschien kan ik het EK onder 23 jaar halen dat over twee jaar is. De limiet daarvoor is 1.48 en ik zit nu op 1.52. Er is in de atletiek altijd een magische grens. Eerst was dat onder de 2 minuten; dat haalde ik al snel. Nu streef ik naar onder de 1.50. Dan tel je echt mee in Nederland. Het liefst zou ik dat volgend jaar al halen. Het is niet vanzelfsprekend dat het zo makkelijk gaat. Hoe sneller de tijd, des te moeilijker is het om die te verbeteren.

Wedstrijden in België zijn het walhalla voor de lopers. Ik heb er een paar keer gelopen. Er zijn altijd veel lopers, dus ook supersnelle lopers aan wie je je kunt optrekken. Je hebt er zogezegd een haas. Kortgeleden deed ik mee met iemand met wie ik vaak loop. We verbeterden beiden ons PR.