AV ’23-erelid John Pootjes: Mijn mooiste wedstrijd was in het marmeren stadion van Athene


Ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum maakte oud-bestuurslid Dirk Visser, jarenlang journalist bij het ANP, 19+23 interviews van AV ’23-ers: huidige toppers, aanstormend talent, toppers van toen, trainers, (oud-)bestuursleden; een niet geheel willekeurige selectie uit de meer dan 600 leden en oud-leden.

De mooiste wedstrijd van John Pootjes, met zijn 82 het oudste erelid van AV ’23? Hij was in de jaren ’50 een befaamd loper op de 400 m horden. “Dat was in 1954 in het oude marmeren stadion van Athene. Het had de langgerekte vorm van een klassiek Grieks stadion. De finish was nog net binnen het stadion, maar de uitloop was op de marmeren stoep erbuiten. Daar liep je dan op je spikes.

Dat was in mijn diensttijd. Ik maakte deel uit van de Nederlandse afvaardiging naar de Intergeallieerde Militaire Kampioenschappen in Athene. Ik liep daar de 400 m horden en werd in het internationale geweld vijfde. De reis ernaartoe was in een Dakota (DC-3) van de Luchtmacht. We overnachtten in Rome. In totaal maakten we drie tussenstops.

In 1954 was ik op de 400 m horden Militair Kampioen geworden in een tijd van 57.5, een nieuw militair record. Later dat jaar liep ik nog es een tijd van 55.7. Daardoor was ik verzekerd van een plaats in de Nederlandse ploeg. In 1955 werd ik weer Militair Kampioen op die afstand.

Eerst voetbalde ik, maar ik was geen ster. Een bestuurslid zei: ‘Die jongen kan ontzettend hard lopen. Hij moet op atletiek.’ Daar had mijn vader, Henny Pootjes, wel oren naar. Hij was een van de oprichters van AV ’23, waar hij de bijnaam Henpo had. Ik was ongeveer 14 jaar toen ik bij AV ’23 kwam. De tienkamp was helemaal niks voor mij. Werpen was heel zwak. Maar lopen kon ik wel. Uiteindelijk werd ik op de 800 m heel erg goed. Ik liep ook wel de 400 m, maar geen sprint.

Toen ontdekte ik de 400 m horden. Dat was mijn afstand. Voorjaar 1954 kwam ik in militaire dienst. Voor wedstrijden moest ik verlof vragen. Daar komt niets van in, zei mijn commandant de eerste keer. Maar ik kende Frans Jutte, grootmajoor in het leger, die ook voorzitter vande KNAU is geweest. Ik belde hem in Den Haag. Dat regel ik wel voor je, zei hij. Een paar dagen later moest ik bij de commandant komen. Ik (met nadruk op ik) heb het voor jou geregeld, zei hij. Sindsdien kon ik naar alle wedstrijden die ik maar wilde. Ik had een prachtige diensttijd.

In 1954 heb ik in Londen met Fanny Blankers-Koen en Wim Slijkhuis, de middellange afstands kampioen, meegedaan aan een lichtwedstrijd in het White City Stadium. Het was een zgn. dual meet met Engeland. De opbrengst ervan was voor de wederopbouw na de Watersnoodramp in 1953. Ik geloof, maar weet het niet zeker, dat ik daar tweede werd.

In die tijd hadden we gewestelijke kampioenschappen op Papendal. Wij stonden daar met onze caravan naast de baan voor de adminstratie. De caravan was meteen juryhok.
Omstreeks mijn 30e ben ik gestopt met atletiek. Ik werkte bij het GEB en studeerde ’s avonds om hogerop te komen. De laatste tien jaar van mijn loopbaan was ik chef van de Inspectiedienst van het GEB. In het begin had ik van de zaak een brommer, later een auto. In die beginjaren tuften mijn vrouw en ik per brommer naar wedstrijden in Amsterdam.

Bij wedstrijden buiten Amsterdam ging mijn vader altijd mee. Dat was per trein. Ik kreeg de reiskosten vergoed, hij niet. Er is een, helaas onscherpe, foto waar ik in Leiden op een boerenkar lig en mijn vader mij masseert. We zwierven door het hele land. In Amsterdam was er echt niet elke week een wedstrijd met 400 m horden. In Bussum heb ik es op een grasbaan 400 m horden gelopen. Je had toen nog heel lange spikes.

Ik heb in het bestuur van AV ’23 gezeten, ben ook voorzitter geweest, heb in het gewestelijk bestuur van de KNAU gezeten, zelfs in de Unieraad. Ja, ik ben lid van verdienste van AV ’23 en ook van het gewest Amsterdam van de KNAU en ik ben erelid van de vereniging. Allemaal leuk en aardig”, zegt John Pootjes maar hij is is te bescheiden om er veel waarde aan te hechten. De meeste medailles en onderscheidingen zijn onvindbaar. Op zijn bureau staat nog wel de driehoekige onderscheiding voor zijn vader bij het 40-jarig bestaan van AV ’23. Opschrift: 1923-1963. H.J.F. Pootjes. Met dank voor de vele verdiensten voor AV ’23.

“Grappig, zegt John Pootjes. Wij spraken altijd van ’23-er. Nu hoor ik van AV of AV ’23. Maar in onze tijd waren we allemaal ’23-ers.

In die tijd waren er weinig atleten op de 400 m horden. Je kon ze op de vingers van twee handen tellen. Sommigen kwam je bij alle wedstrijden tegen. We gingen heel vriendschappelijk met elkaar om. We kloven op dezelfde sinasappel. Voor de start nam je een handvol druivensuiker. Dat kwam snel in je bloed. In die tijd dacht je dat dat hielp.

Of ik clubrecords heb gelopen? Zeker. Ik was de enige die de 400 m horden liep, ha ha. Anderen waren er niet. Maar bij wedstrijden werd mijn beste nummer niet zo vaak gelopen. Dan deed ik de 400 m en de 800 m vlak erbij. Ik heb nog één clubrecord: de 440 yards horden, gelopen op 30 september 1953 in Londen, in een tijd van in 59.3 seconden. Omdat dat nummer hier nooit wordt gelopen, zal dat clubrecord wel altijd van mij blijven.” John Pootjes moet er hartelijk om lachen.

In 1962 gaf het bestuur van AV ’23 de brochure Het hoe en waarom van Atletiek uit, geschreven door secretaris John Pootjes. Daarin beschrijft hij in 32 bladzijden de vereniging, de geschiedenis, de toppers en verder alle onderdelen van de atletiek. De brochure werd uitgedeeld aan nieuwe leden.