Slow Sport

door Irene van Wijk
Waarom sport een sporter? Omdat bewegen zo lekker is? Sommigen claimen het. Maar ik moet de sporter nog ontmoeten die elke seconde, van eerste stap of sprong, tot laatste rembeweging, puur aan het genieten is. Nooit een pijntje, nooit tanden op elkaar, nooit een gevecht tussen lijf dat roept “zullen we wandelen” en hoofd dat zegt “doorgaan straks heb je spijt”. Dus ook genieten als je in donker en regen op trainingspad gaat, moe van een lange dag werken, terwijl thuis knus en warm is? En ook als je schema alweer een lange duurloop voorschrijft terwijl er je vrienden iets leuks gaan doen?

Ik weet het niet. Er moet meer zijn.

Genieten na afloop, dat je het toch maar weer mooi gedaan hebt, dat zal iedereen herkennen. Vooral na afloop van het evenement waar je al die tijd naar toe gewerkt hebt: je eerste 10 km, die wedstrijd, dat persoonlijk record, of gewoon dat gezellige evenement waar je met je groepje aan meedeed. Onderweg deed het nog zeer, vroeg je je nog af waarom je hier ook weer aan begonnen was, of hoe lang je nog moest en, soms, of je het eigenlijk wel kunt. Maar na afloop: Churandy Martina: blij! Misschien niet altijd met je resultaat, maar wel dat het er op zit.

Dus sport een sporter voor de afloop?

In het kielzog van de afloop komt de bijwerking: een strakker lijf, soepeler spieren, meer lucht dan je collega’s als je de trap oploopt. En natuurlijk bewondering. Van je sportgenoten (maar die herkennen een slecht resultaat) en van leken (maar die herkennen een goed resultaat vaak niet). Soms wordt bewondering een doel. Bij bodybuilding bijvoorbeeld. Even terug naar waar ik begon: zou een bodybuilder echt genieten van elke push up of lift?

Afloop en bewondering, is dat het dan?

Hoe blij je ook bent met de afloop; daarna is er die zee van “even lekker niets” tijd. Die doelloos blijkt. Een gat. Niets moet. Bewegen, alleen om te bewegen (zie boven). En daar dan van genieten. Lukt wel, maar niet zo lang. Óf het pitje gaat echt laag, óf een nieuw doel moet gesteld. Zelfs als je je in je wedstrijd nog voorgenomen had dit nóóit meer te doen. Dat ben je door het afloop genieten namelijk zo weer vergeten.

Die doelen, daar wilde ik heen.

Want een doel alleen is alwéér niet genoeg. Het moet een goed doel zijn. En “goed” evolueert. Eerst is “mee kunnen doen” goed en “mee tot het einde” prima. Maar dan wordt “goed” gewoon. Het nieuwe “goed” is dan sneller of beter. Dan jezelf, of dan je groepje, of dan je hele leeftijdsklasse, of (ultiem) dan iedereen. En als je niet meer sneller kunt is “goed” nog lang niet op hoor. Dan kun je langer, marathon bijvoorbeeld, of nog langer; een ultra, of vaker; elke week een marathon. Of je voegt nieuwe sportelementen toe. Fietsen bijvoorbeeld, heel populair bij schaatsers en lopers. Daarna is het nog een kleine sprong naar zwemmen. En dan lonkt de triatlon. Het voordeel van elke nieuwe toevoeging is dat je opnieuw beginner bent en er weer een wereld van groei voor je ligt.

Maar ook daaraan komt eens een einde. Is dat dan einde oefening?

Neen! Sinds kort ken ik het nieuwe “goed”: Slow Sport. Het is geen gemakkelijke stap. We zijn zo geconditioneerd op fast, dat wis je niet zomaar uit je systeem. Voor slow moet je geduld hebben en uithoudingsvermogen. En goede spullen.

Zondag was ik er getuige van. Zelf trapte ik me nog wezenloos om fast bij de start te zijn, en daarna, storm tegen, fast bij de finish. Dat was nergens voor nodig want de sporters waren al helemaal om. Die namen de tijd om 3,5 kilometer af te leggen. De ene toch nog in een uur maar de echte helden in twee en een kwart of zo. Onderweg ook nog lekker een beetje zigzaggend om niet te snel aan te komen. Wat een zelfbeheersing! Let wel, niet als makkie maar met wind en waterkracht 5 tegen.

Voor drie van de vier was het ook weer echt nieuw: de afstand, het parcourstype, de omstandigheden en het type: slow. Is dat niet hoopvol voor iedere sporter? Je doelen zijn nooit op. Er zijn altijd nieuwe uitdagingen te vinden.

Dit is ook het moment voor man en paard: Theo den Haan. Valt alweer een poosje binnen de trots-leeftijdsgrens: onder de 20 en boven de 60. Waarbij het knap is wat je presteert bij die leeftijd. Theo is 8,5 jaar over die grens heen (halfjes gaan dan ook weer gelden). Had een paar jaar geleden die 3,5 zeker niet gekund. Heeft door vasthoudend te trainen zich zo ontwikkeld dat hij zondag de Gouwzee over zwom, van Marken naar Monnickendam. Bij windkracht 5 en flinke golven tegen. Als loper hè, niet als ex zwemmer. En volgend weekend doet hij de kwart triatlon, in Weesp. Wat een kanjer!

En die andere helden? Ook voor Geline Kottier en Albert Hingstman was het nieuw. De Gaasperplas is toch echt mak water vergeleken bij de zondagse Gouwzee. Maar ze deden het: slow en geweldig. En straks ook die triatlon.

En dan die snelle jongen. Die had al wat slow achter de rug. Zevenentwintig kilometer in de Atlantische Oceaan bij Spanje, in 9 uur. Plus vorig jaar 29 in de Kromme Rijn, en nog zo wat kleinigheden.
Dan heb je het toch over een super slow sporter. Waarbij hij nog flink snel is, zeker in zijn leeftijdsklasse (tja, fast laat zich slecht uitbannen). Waarmee Johan van Steen laat zien dat de wereld niet stopt als hardlopen even niet meer gaat. Dan kanjer je gewoon in een andere tak.