Tot veertig tellen in tien seconden

door Ewald Engelen

Twee jaar geleden heb ik een abonnement op De Volkskrant genomen. Ik werkte toen in Den Haag bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aan een rapport over de Nederlandse verzorgingsstaat en dacht dat De Volkskrant een goede ochtendlijke bron zou zijn voor het volgen van politieke verwikkelingen. En daarnaast is het natuurlijk gewoon lekker om ’s morgens bij je koffie en je boterhammen met Nutella deelgenoot te worden van het wereldnieuws. Ik heb altijd geweten dat een abonnement op De Volkskrant zou betekenen dat je ook een deeltijd-abonnement op de Viva zou krijgen, maar dat nam ik op de koop toe.

Nu, twee jaar later, ben ik blij dat ik dat abonnement heb opgezegd. Niet alleen ben ik weg bij de WRR, is het rapport af en zijn er andere beslommeringen, ook bleek het deel Viva veel substantieler dan verwacht. Zeker op zaterdag bestaat de Volskrant maar voor de helft uit nieuwsgaring en voor de andere helft uit boterzachte berichtgeving uit de hoek van de lifestyle. Het nieuwe zaterdagkatern, Hart en Ziel, was voor mij de druppel die de emmer deed overlopen. Vanaf dit jaar lees ik ’s morgens bij espresso en nutella de harde Britse berichtgeving over de zakenwereld die de onovertroffen Financial Times te bieden heeft. En tot groot genoegen.

Desalniettemin geldt mijn onvrede niet de hele Volkskrant, en zo kom ik bij het onderwerp waar deze column voor is bedoeld, namelijk de atletiek. Wat ik naast de donderdagse fotobesprekingen van Hans Aarsman zal missen, zijn de intelligente artikelen van Marc van Driel over de wondere wereld van de atletiek.

Aan de vooravond van het WK in Osaka, bijvoorbeeld, stond op een goede zaterdag een paginagroot interview met het Antilliaanse loopwonder Martina in De Volkskrant over zijn uitzonderlijke rugwindrecord van 9,76. Van Driel wist de lezer te melden dat in het kleine wereldje van topsprinters wel degelijk rekening met hem werd gehouden. Ook al was deze supertijd gelopen bij een rugwind van ver boven de toegestane 2 seconden, het feit dat zijn motoriek in staat was deze snelheid te weerstaan was voldoende om hem in het kleine kringetje van supersprinters de reputatie van mogelijk mediallekandidaat te geven waarop moest worden gelet.

En toen kwam het. Om dit soort antwoorden te krijgen moet je namelijk veel van atletiek weten en veel gevoel hebben voor wat een atleet beweegt, hoe en waarop hij traint, en wat voor een atleet in die training belangrijk is. En dat zijn het soort inzichten waarmee journalisten over het algemeen niet rijkelijk bedeeld zijn en dat dus de uitzonderlijke kwaliteit van Van Driel illustreert. Martina vervolgde namelijk dat een goede 100 meter neerkwam op 40 passen in 10 seconden. De meeste mensen kunnen niet eens hardop tot veertig tellen in 10 seconden, laat staan dat ze zoveel lichaamsbeheersing hebben en over zo’n motoriek beschikken dat ze 40 passen van tweeeneenhalve meter (!)in 10 seconden kunnen afleggen.

Op zo’n moment is het alsof je ochtendlijke wereld even uit het lood staat; 40 passen in 10 seconden! Laat dat maar eens tot je doordringen: wat vraagt dat aan spierbeheersing, aan coordinatie, aan motorische controle, aan romprigiditeit, aan torsiestijfheid! Dat is cognitief niet meer te vatten. Dat trainen, dat onder de knie krijgen, kan niet worden uitgelegd, of cerebraal worden begeleid, maar moet plaatsvinden op basis van de motoriek die wordt aangestuurd door de centrale cortex, een primordiale hersenlaag die alleen indirect kan worden aangesproken. Hoe de centrale cortex te ontsluiten en dienstbaar te maken aan zo’n explosieve, maar tegelijk ook zo beheerste discipline binnen de atletiek als de 100 meter, daar was Martina (of zijn coach) kennelijk in geslaagd. En als ik me niet vergis (zie mijn vorige column), is dat ook precies wat Els van Noorduyn met haar wonderlijke coordinatietrainingen bij haar atleten probeert te ontsluiten.

Maar het gaat nu niet over Els, of Theo, of Dennis, of Esther, maar over Marc van Driel en waarin een verweesde krant desalniettemin groot kan zijn. Want zulke uitspraken weet je atleten alleen te ontlokken als je weet waar je naar zoekt en als je in staat bent datgene waar je naar zoekt op zo’n manier te verwoorden dat een intuitief atleet als Martina (en welke topatleet is niet intuitief) je begrijpt en bereid is zijn geheimen met jou te delen. Van Driel weet dat en kan dat. Niet meer kunnen lezen wat Van Driel over die prachtige atletieksport te melden heeft – dat zal ik missen. Voor de rest kan De Volkskrant mij gestolen worden.