Train je brain

door Irene van Wijk DNF

Wat heb je nodig voor een goede hardloopwedstrijd? Een paar schoenen, niet splinter, noch afgeragt. Een paar sokken, hoewel dat voor sommige excentriekelingen, met zeer ongevoelige voeten, niet altijd geldt. Een broek en shirt naar keuze, liefst niet te strak en niet te wijd en, in geval van supporters, herkenbaar van verre. Veiligheidsspelden want ja, op het gebied van startnummers is sinds begin vorige eeuw, zelfs in de topsport waar iedere fladder en oneffenheid in de outfit vermeden wordt, nog geen enkele vordering gemaakt in aerodynamica of materiaal. En dat startnummer zelf natuurlijk.

Ben je dan klaar? Nee dan zie je er “gereed” uit. Maar er is meer nodig. Training bijvoorbeeld. Hoe korter de wedstrijd en hoe lager de ambitie, hoe minder je daarvan nodig hebt. Maar is er dan nog wel sprake van een “goede” hardloopwedstrijd? Voor sommigen wel, die komen we dan wandelend tegen op het 5 km punt bij de Amsterdam marathon en bij 40 km ín, of net vóór de bezemwagen. Bij die categorie is achterfietsen een echte surplace-kunst.

Voor ons AV leden is training standaardroutine. Met of zonder schema of wedstrijddoel en in allerlei vormen: snel en kort, lang en langzaam, en doelen: de loopstijl, de kracht, de lenigheid en allerlei andere fysieke elementen die de trainer nuttig of gewoon lollig vindt. Echt, die laatste bestaan, ook ooit bij AV, een trainer die genoot van de macht om zijn groepje de raarste bewegingen te laten maken.

Outfit, startnummer en training. Is dat, afgezien van een gezond lijf (klein bijkomstigheidje) genoeg? Nee dus. Zelfs als al het tastbare piekfijn in orde is kan één ding alles nog in de war schoppen: je geest. Als je brein de geest geeft ben je verloren.
Bij een “tweevingersinjeneus” loopje, neemt de geest niet de moeite om zich er mee te bemoeien. Maar zodra je het lijf wat meer uitdaagt komt het brein in actie. Dat kan twee kanten op gaan. Ten goede, waar je lijf roept “zullen we wandelen” en je brein wint met “niet doen want straks heb je spijt”. Maar ook, vaker, ten kwade, waar je lijf eigenlijk best nog kan, maar je brein actief op zoek gaat naar excuses om te temperen. Al vóór de wedstrijd speelt de geest een rol: je moet ook geloof hebben dat je het kunt. Hoop is ook mooi maar niet genoeg.

Hoop had ik wel, voor Schoorl. Maar geloof ontbrak deze keer. Het lijf had daar eerlijk gezegd wel hard aan meegewerkt: steeds ademnood (long covid?) en als ik het gevoel had best hard te lopen (inspanning genoeg) toch heel teleurstellende kilometertijden. Plus vlak voor de loop een teenwond veroorzaakt door een pedicure en peespijn waarvoor de podotherapeut me een flink stuk vilt-met-peesgat, onder de bal van de voet aanmat. Maar dat zijn natuurlijk allemaal excuses. Feit is dat mijn brein dacht 21 km ook wel OK was, en me overtuigde dat ik liep te sukkelen in de achterhoede. Dus won de geest en stopte het lijf bij 22 km.

En daarna: SPIJT! Ik liep helemaal niet achteraan en ook veel harder dan gedacht. Lessons learned: kijk gewoon op je horloge i.p.v. je brein te geloven. En: pijn tijdens het laatste zware rondje (met hellingen) van de 30 duurt veel minder lang dan de dagen spijt achteraf. Dus train ook je brain.