Ynze Strikwerda kwam naar de nieuwe baan en ging nooit meer weg

door Dirk Visser


Ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum maakt oud-bestuurslid Dirk Visser, jarenlang journalist bij het ANP, 19+23 interviews van AV ’23-ers: huidige toppers, aanstormend talent, toppers van toen, trainers, (oud-)bestuursleden; een niet geheel willekeurige selectie uit de meer dan 600 leden en oud-leden.


vlnr. Ynze Strikwerda, Rosa de Jong, Joram Knigge en Sammy Jansen, liggend Sjaak Hoogstraten

Ynze Strikwerda ging als zesjarig jongetje uit Diemen es een kijkje nemen op de nieuwe Chris Bergerbaan aan de andere kant van de Ring. “Ik deed mee aan een training en vond het meteen leuk.” In feite is hij nooit meer weggegaan bij AV ’23. Inmiddels is hij 20 jaar, derde jaars student civiele techniek in Delft en degene bij AV ’23 die met anderen de organisatie van veel wedstrijden op zich neemt.

“Het interessante van atletiek is de diversiteit ervan. Ik ben een allrounder met speerwerpen als specialisatie. Bij Els van Noorduyn zit ik in een heel leuke groep met atleten van verschillende leeftijd. Ik geniet van de trainingen van Els. Zij heeft verstand van alles.”

In Delft is alleen een hardloopvereniging voor studenten. “Daar heb ik als speerwerper niets aan. Wel roei ik in Delft bij Laga in een vier. Echt fanatiek wil ik mezelf niet noemen. Het leukste vind ik trainingen, maar ik doe ook mee aan atletiekwedstrijden, voor de spanning en de pret.” Bij het NK voor studenten wierp Ynze vorig jaar de speer 39,77 meter.

Els roemt Ynze om het vele organisatorische werk dat hij voor de jeugdopleiding doet. “Dat vind ik leuk om te doen. Het begon met helpen bij het klaarleggen van het materiaal. Ook heb ik met Tessa en Bas [Mulder] Ouder/Kindwedstrijden georganiseerd.”

Ynze is sinds 2007 trainer. Hij is nu de hoofdtrainer van de minipupillen en ook trainer van de D1-junioren. “Bij de mini’s doe ik heel veel spelletjes zodat ze zoveel mogelijk energie kwijt raken. Bij de junioren is de training meer technisch, onder meer gericht op het ontwikkelen van de spieren.

Bij een groep van zo’n twintig mini’s red je het niet zonder hulp van anderen. Als je je even omdraait, zijn ze weg. Ook bij de junioren doen we het met z’n drieën. De anderen kunnen materialen klaarzetten. Ook kan er dan in kleine groepjes worden gewerkt.

Soms zie je al heel snel dat een 10-jarige talent heeft. Ze zijn dan al heel snel. Maar het kan ook zijn dat ze op hun twaalfde, als ze in de puberteit komen, niks meer interessant vinden. Het leuke van atletiek is dat alle niveaus bij elkaar zijn. Als er bij de mini’s iemand is die duidelijk beter is dan de anderen, probeer ik oefeningen te bedenken zodat hij niet de eerste wordt. Ik kan de afstand vergroten, hem een extra afstand opleggen of zeggen dat hij onder een bepaalde tijd moet lopen. De training moet iets van je vragen. Het moet elke keer een uitdaging zijn.”