Chris Berger: de snelste man tussen de Olympische Spelen van 1932 en 1936

door Richard Bastiaans

Wat zou Chris Berger hebben gedaan als hij nu twintiger was? Zou hij topvoetballer bij Ajax zijn? Zo’n vleugelspits als Marc Overmars, supersnel in de ruimte, door niemand bij te benen? Maar Berger leefde 70 jaar geleden in een tijd toen er in het voetbal niet zo veel geld omging. Hij begon wel als voetballer, maar stapte uiteindelijk over naar atletiek, waar voor hem meer eer te behalen viel.

Chris Berger was daarin zeker niet uniek. Zijn latere rivaal Tinus Osendarp combineerde ook voetbal met atletiek. Osendarp voetbalde volgens de KNAU veel te lang door. In 1933 werd Osendarp op het Nederlands Kampioenschap derde op de 100m met 10.7 sec. achter de winnaar Berger (10.5 sec.). Toen voetbalde Osendarp nog! Het jaar erna mocht hij samen met Chris Berger naar Turijn naar de Europese Kampioenschappen. Tenminste: alleen als hij zijn voetbal opgaf mocht hij mee van de KNAU. Osendarp stopte toen met voetbal.

Chris Berger was al eerder opgehouden met voetbal. Maar hij is door de voetballerij dichter bij de atletiek gekomen. DWS, waar Berger voetbalde, zette haar leden in de zomer van 1928 aan tot atletiekbeoefening om hun snelheid in het komende seizoen te vergroten. Onder leiding van coach Piet Spaarwater van AAC, die diverse Nederlandse records en kampioenschappen in de springnummers op zijn naam had staan, gingen ze aan de slag. Hij merkte dat één van de DWS-junioren er ettelijke volwassen voetballers royaal uitliep. Spaarwater nam de junior speciaal onder handen, verbeterde zijn looptechniek en bracht hem de kneepjes van de start en finish bij.

Aan het einde van het seizoen kreeg Berger de kans zijn kunnen te tonen bij de jaarlijkse atletiekwedstrijden voor Amsterdamse voetballers. Chris won al direct de eerste prijs op de 100 m, tot grote voldoening van zijn ontdekker Spaarwater en niet minder tot voldoening van Berger zelf: zijn eerzucht werd enorm geprikkeld door dat eerste succesje.

 

De vooruitgang

Het jaar erna, 1929, werd het eerste serieuze atletiekjaar voor Chris, met een heus internationaal debuut. De KNAU koos hem uit om deel uit te maken van de Nederlandse ploeg in de interland tegen Duitsland. Hij bleef met 11.2 sec. op de 100 m achter de Duitser Borchmeijer, die hij vijf jaar later op het Europees Kampioenschap in Turijn weer betwistte. Ook in Nederland was Berger niet de snelste: tijdens de Nederlandse Kampioenschappen werd hij zowel op de 100 m als op de 200 m tweede, achter Rinus van den Berge. Maar de eerzuchtige Berger nam zich wel voor om in de aankomende winter de voetballerij eraan te geven en de wintertraining van Haarlem bij Kraantje Lek te gaan volgen. Als lid van Haarlem werd hij onder leiding van Hil van der Meij opgefokt tot Nederlands beste sprinter.

In 1930 moest blijken of Chris ook vooruitgang had geboekt. Medio juni werd een prestatie van internationaal kaliber neergezet: de achttienjarige Amsterdamse MTS-er liep bij wedstrijden op een Amsterdamse sintelbaan de 200 m in 21.1 seconden! Hij haalde niet minder dan 0,9 sec. af van het nationaal record. Deze tijd was zelfs 0,7 sec. beter dan de 21,8 sec. waarin twee jaar tevoren de Canadees Williams de finale van de Olympische Spelen had gewonnen. Toen Berger met vier meter voorsprong op zijn clubgenoten uit Haarlem, Van den Berge en Benz, door de finish was gestormd, begreep iedere insider dat het heel hard was gegaan. Maar zou Van den Berge’s record van 22 sec. gebroken zijn? De tijdwaarnemers bestudeerden hun chronometers en keken verbaasd. “21.1 sec.” zei de een. “Dat kan niet, dat is veel te snel om waar te zijn.”
“Maar ik heb ook 21.1 sec.”, viel tijdwaarnemer twee hem bij.
“Het is haast niet te geloven”, kwam de derde, “maar diezelfde tijd heb ik ook.” En ze bestudeerden alle drie nog eens hun chronometers als overtuigend bewijs.
“Hoeveel heb ik gemaakt?” vroeg Berger ons, nog hijgend van de race. “Er zijn er, die 21.1 sec. hebben opgenomen”, antwoordden we vaag, “maar verheug je niet te gauw, er kan nog best wat bijkomen.”
Maar er kwam niets bij, de tijd werd officieel op 21.1 sec. vastgesteld. Zó goed was deze tijd, dat Berger’s record pas 35 jaar later in 1965 door Rob Heemskerk werd verbeterd naar 20,8 sec. Zelf heeft Berger die prestatie nooit meer kunnen evenaren, alleen Osendarp heeft in 1936 tweemaal dezelfde tijd kunnen maken. En ook Frans Luitjes liep in 1964 twee keer dezelfde tijd.

 

Olympische Spelen in Los Angeles

In 1930 was Berger doorgebroken. Op de Nederlandse Kampioenschappen won hij de dubbel. Tijdens de jaarlijkse wedstrijd om de Prins Hendrik-beker liep hij een nieuw Nederlands record op de 100 m: 10.5 sec. op een grasbaan.

Ook internationaal liet Berger zich dat jaar gelden. Tijdens de wedstrijden van de Amateur Athletic Association won hij de 100 yards in 9,9 sec.: hij was daarmee de eerste Nederlander die op de Engelse kampioenschappen een loopnummer won. (Op de 200 yards eindigde hij achter Engelhard.) Hij bleef dat seizoen ongeslagen op de 100 meter – ook internationaal – en algemeen was men het er over eens dat alleen de Duitser Hellmuth Körnig, die hij niet ontmoet had, gelijkwaardig aan hem mocht heten.

De op 27 april 1911 geboren Chris Berger had een bliksemcarrière doorgemaakt. De jeugdige voetballer die in een tijd van twee jaar de snelste sprinter van het land was geworden! Het is moeilijk voor een atleet om in topvorm te komen, maar het is nog veel moeilijker om in topvorm te blijven. Na het glorieuze jaar 1930 kwamen voor Berger de teleurstellingen. Iedere topsporter kent tegenslagen. 1931 was voor hem een anti-climax. Het jaar 1932 begon hij puik door in het Amsterdamse Olympisch Stadion de Duitse toppers Jonath en Körnig in 10,5 te kloppen. Vol vertrouwen vertrok hij naar de Olympische Spelen in Los Angeles. Maar de Spelen werden een teleurstelling voor de hele Nederlandse afvaardiging. De ploeg kwam niet verder dan twee vierde en een vijfde plaats, terwijl er nog nooit zo’n sterke ploeg atleten was afgevaardigd: drie wereldrecordhouders (waaronder de legendarische Tollien Schuurman) en een Europese recordhouder. Berger werd in beide sprintnummers al voor de halve finale uitgeschakeld.

Waarom presteerden Chris Berger en de rest van de ploeg zo slecht in Los Angeles? De reis begon op 2 juli per boot van Rotterdam naar New York. Deze boottocht duurde tien dagen. Ondanks het feit dat de atleten op het dek van de Statendam trainden, had dit weinig om het lijf. Bijna iedereen had last van zeeziekte. In New York aangekomen moesten ze per trein 4500 kilometer naar Los Angeles reizen. Dit nam een week in beslag! Waarschijnlijk waren deze vermoeienissen en het gebrek aan training een slechte voorbereiding voor de wedstrijden.

Het seizoen van Berger in 1932 was vrijwel verloren door deze trip. Want na een verblijf van een maand (!) in Los Angeles ging de reis terug langs dezelfde vermoeiende route. Alleen verliep deze terugreis met het schip de ‘Rotterdam’ over zee anders dan verwacht. Een staking brak uit onder de bemanning en de atleten kwamen pas op 4 september terug. Totaal was Berger meer dan twee maanden van huis geweest!

 

Het wereld-record

In 1933 verving Berger het shirt van Haarlem door de rode broek en het witte shirt met het driehoeksembleem van AV’23. In dat jaar was hij goed op dreef. Hij werd Engels kampioen op de 220 yards en bij de atletiekwedstrijden in het Olympisch Stadion liet hij de Duitse concurrenten Borchmeyer en Jonath in 10,4 sec. achter zich. Het waren hoopvolle voortekenen voor 1934, maar dat seizoen begon hij slecht door in Londen te verliezen. Maar opnieuw sloeg hij toe op de baan van het Olympiaplein met een wereldrecord: 10,3 sec. op de sintelbaan! Dit record staat (en dat is niet vreemd!) nog steeds als clubrecord bij AV’23*. Dat maakte hem favoriet voor de EK van Turijn.

Die favorietenrol maakte hij waar. En hoe! Met gemak kwam hij door de voorronden. In de eindstrijd kwam hij te staan naast Osendarp, de Duitsers Borchmeyer en Hornberger, de Hongaar Sir en de Zwitser Hänni. Sir veroorzaakte tweemaal een valse start. Bij de derde start schoot Berger direct naar voren en veroverde een voorsprong van driekwart meter. Zijn gevaarlijkste concurrent leek Sir, die hem in Londen al had geklopt en in de halve finale onder anderen Borchmeyer achter zich had gelaten. Maar het was Borchmeyer die in de tweede helft zo verwoed kwam opzetten dat Berger’s voorsprong voor driekwart werd ingelopen. Aan de finish had Chris nog een paar decimeter voorsprong en werd hij door iedereen gefeliciteerd. Fotografen liepen op hem toe, maar Berger weerde ze af, omdat hij zekerheid wilde hebben over zijn zege.

De jury liet Berger lang in onzekerheid. Totdat de uitslag kwam: 1. Borchmeyer in 10,6 sec.; 2. Berger in 10,7 sec. Verbazing volgde: gejoel, gefluit, gebrul door het Italiaanse publiek, “Berger, Berger!” Eén man speelde op dat moment een belangrijke rol: Adriaan Paulen.

“Hij was als assistent-teamleider op de motorfiets naar Turijn gereisd en onopvallend aanwezig – totdat de uitslag van deze finale bekend werd. Paulen pakte het leiders-insigne van chef d’équipe Hil van der Mey, klom over het twee meter hoge, door Carabinieri bewaakte hek, scheurde daarbij zijn broek en stevende luid roepend en gebarend op de finish af om een officieel protest in te dienen. Paulen was niet te stoppen. Hij bleef ageren. De Italiaan was gevoelig voor temperament en theater. Eerst kwam één, daarna twee en vervolgens nog meer Italianen in de ban van de boze Paulen. Het Italiaanse publiek begon te sissen en te fluiten en “Berger, Berger!” te scanderen. Uit filmbeelden bleek het gelijk van Paulen. Berger had hierop wel een etmaal moeten wachten, doordat de film in Milaan moest worden ontwikkeld.” (uit: “130 jaar atletiek in Nederland”)

Berger had in Turijn een dubbelslag, want hij won ook de 200 meter.

 

Racefiets

Aangezien Berger pas 23 jaar was, waren de verwachtingen voor de Olympische Spelen twee jaar later hooggespannen. Zijn atletiekloopbaan werd echter onderbroken door een kortstondig wieleravontuur: Europa’s snelste sprinter wilde zien of hij op de racefiets hetzelfde zou kunnen bereiken als op de sintelbaan. Enkele maanden na zijn zege in Turijn ging hij in wielertraining. Hij ging er vanuit dat hij – als wielersuccessen uit zouden blijven – altijd weer zou kunnen terugkeren naar de atletiek. Maar na in de winter en het voorjaar van 1935 op de fiets te hebben gezeten, keerde hij in de zomer weer terug op de atletiekbaan. In juni bleek dat de vijf jaar jongere Osendarp hem echter overvleugeld had. En in 1935 was AV’23-lid Wil van Beveren hem ook boven het hoofd gegroeid, zodat Berger in 1936 als Nederlands derde sprinter werd afgevaardigd naar de discutabele Olympische Spelen in Berlijn. Een aantal Nederlandse atleten, waaronder de legendarische sprintster Tollien Schuurman, ging niet vanwege de Nazi-praktijken, terwijl de KNAU uitging van een zekere integriteit van de Duitsers. Chris Berger speelde een bijrol in Berlijn. De finale bereikte hij niet op de individuele nummers. Hij nam deel aan de 4x100m estafette-ploeg die in de finale gediskwalificeerd werd.

In de volgende seizoenen bleef hij nog geregeld aan wedstrijden deelnemen, zonder zijn vroegere vorm te kunnen bereiken. Het is natuurlijk de vraag waarom de in 1936 naar atletiekvereniging AAC overgestapte Berger dat niveau nooit meer heeft kunnen halen. Feit is dat het slechts om tienden van seconden ging. In de bezettingsjaren liep hij nog steeds 10,5 sec. over 100 meter! Maar het was net te weinig voor de aansluiting bij de internationale top. Algemeen wordt aangenomen dat zijn (korte) uitstapje naar het wielrennen hem net die tiende seconde in latere jaren heeft gekost. Niet vergeten moet worden dat Nederland in de dertiger jaren met sprinters als Osendarp, Van Beveren en natuurlijk Berger aan de top stond.

Berger deelde zijn wereldrecord, de 10,3 uit 1934, samen met zes andere sprinters. Het hield stand tot Jesse Owens in 1936 tot 10,2 kwam. Maar het AV’23-clubrecord van Berger, is als Nederlands record een eeuwig leven beschoren. Want vanaf 1977 kwamen voor Nederlandse sprintrecords uitsluitend elektronisch opgenomen tijden in aanmerking. De handgeklokte 10,3 zal daarom nooit meer worden verbeterd.

In 1943 hield Chris Berger het voor gezien en stopte met atletiek. Twee jaar daarna werd hij hoofdopzichter van het Olympisch Stadion. Zijn dochter Ellis introduceerde hij in 1956 als lady speaker van het stadion. Voor Ellis bleek dat het begin van een succesvolle carrière in de Hilversumse radio- en tv-wereld.

* Het clubrecord van Berger op de 100m is in 2017 geëvenaard door Elvis Afrifa. Hij liep op 26/5/2017 in Oordegem 10.50 met -0.6 wind. Omdat dat omgerekend (-0,24s) een afgeronde handtijd van 10,3s zou betekenen blijft oud-wereldrecordhouder Chris Berger nog even naast hem staan in onze boeken, schrijft Theo Danes.

Bronnen:

  • 1870-2000, 130 jaar atletiek in Nederland, Aad Heere en Bart Klappenburg
  • Op uw plaatsen… Klaar… Af!!, de geschiedenis der Nederlandse athletiek gedurende 70 jaar, M.J. Adriani Engels
  • Driekwart Eeuw Sintels, kroniek van een Amsterdamse Atletiekvereniging, Jan C.T. Ludeker
  • Osendarp, Adriaan Venema