De Berenloop is een leugen

door Irene van Wijk

Zondag liepen we de Berenloop (Albert Hingstman en ik de hele, Frans Nettekoven de halve). Het was behoorlijk zwaar door de windkracht 6 tegen vanaf 17 km. Maar achteraf is het natuurlijk een mooi verhaal.

De Berenloop is een leugen. Ik heb best veel beren gezien maar niet één op de weg. Die luie donders hingen overal rond, in de berm, op de heg, maar bewegen ho maar. Dus moesten wij het weer eens doen. Van West naar West, via het halve of het hele eiland. Gechipt en onder toezicht van oppassers werden we van voederplek naar voederplek gedreven. Met op de raarste plekken klapvee langs de route om ons op te stuwen. Nergens gelegenheid tot lanterfanten of ijsberen. Of een klein winterslaapje. Dóór moesten we.

Was dat alles? Nee! Ze hadden er bereharde wind bij aangezet, en wel zo bere-kend, dat de tegendruk de maximaal mogelijke afstand bestreek, onder de meest effectieve condities: open landschap. Vanzelfsprekend met hellingen. Deze keer zelfs een paar extra omdat ze het strand onder water hadden gezet en het nou eenmaal geen Berenzwem is. Hoewel we allang doornat waren van alle regen en hagel onderweg. Kortom al met al berezwaar.

Hoewel de beren dus gewoon hun poten stil hielden en het werk aan ons overlieten, zijn sommige condities daar toch (nog?) wel op ingesteld. Zo beren beren het in het bos, waar een mensachtige toch iets Dixi-achtigs prefereert. Of een beschut plekje om niet als ongelikte beer beschouwd te worden door alle voorbijgangers. En zo’n uitlaatplaats was nog berelastig te vinden. Niet in de eerste 17 km, want dorpen. De hoop was op de duinen. En inderdaad, bosjes genoeg, maar onbereikbaar door twee schrikhekken langs het pad. Toen begon ik hem wel even te knijpen.

Gelukkig was er meer om je druk over te maken. Zoals fietsers op de plek waar jij eigenlijk wilt lopen, bijvoorbeeld om even niet de volle wind te pakken. Geen kans, want die fietser is een lopersverzorger, voor één van de lopers voor je. Ben uiteindelijk maar een beetje gaan grommen, en dat hielp.

En zo zwoegden we voort. Met hier en daar nog een misplaatste vrolijkerd, maar de meesten zwijgend en hijgend. Allemaal lopend, maar niet meer altijd hard. Op naar een onverwachte, en totaal nieuwe uitdaging: een ideaal afsnijmoment bij West aan Zee. Op 36 km, waar die man met die hamer ook staat. Moet je eerst rechtsaf helemaal naar zee en dan zelfde weg weer terug. Zonder oppassers. Daar moest je beresterk in je loopschoenen staan om die verleiding te weerstaan. Een verzoeking die velen gevoeld hebben, bleek achteraf.

Dan nadert het eind. Nog even de Longway, door het bos, dus minder wind, en wat doen ze dan? Ze voeren ze de psychische druk op met verwarrende bordjes. Zegt het marathonbordje dat je nog 4 km moet, maar het halve- bordje verderop dat het nog 5 km naar de Brandaris is. Au.

In het zicht van de Brandaris mag je dan nog even een blokje om door West (pff), maar dan is de beer los: door hagen juichers en zangers opgestuwd naar het einde. Waar zowaar iemand staat die je naam kent en ook nog omroept in een microfoon. En mensen die je echt kennen, van de club, die je liefdevol omhelzen, op adem helpen en verpakken in een plasticje. Waarna het laatste voederstation de berelekkere bouillon serveert als opkikker.

Was het dan allemaal kommer en kwel? Welnee, de Berenloop is altijd een beregezellig feestje, hoewel ik dat onderweg, bij deze condities, niet zo voelde. Die oppassers zijn heel lief (en ook koud en nat) en het klapvee onderweg zeer gewenst en stimulerend. Die beren zijn gewoon beredom om nooit mee te doen.

Vooraf had ik mijn twijfels, kon ik het nog als oudje. Onderweg, toen de eerste wind tegensloeg, was ik daar nog helemaal niet zeker van. Maar ik ben aangekomen. Met wandelstops en niet zo snel als ik wilde. Maar zeker niet als laatste. Van de oude vrouwtjes was ik zelfs de 2e (en veruit de oudste), beloond met een berebeker en beremooie bloemen om lekker lang na te genieten.