Jan Mens (59), looptrainer van de wedstrijdloopgroep middenlange- en lange afstand

door Monique Admiraal
in het midden Jan Mens

Jan haalt de sleutel van de AV’23 kantine met de code die ik natuurlijk meteen weer moet vergeten. Nee, hij wil niet eerst nog op de foto met zijn auto met open dak, hij heeft zelf een foto. Het gaat hier over hardlopen, auto’s interesseren hem niet. Het komende uur mag ik luisteren naar een man met bijzonder veel kennis van hardlopen die daar ook nog eens heel mooi over kan vertellen, met zo af en toe een goede relativerende grap tussendoor.

Hoe lang ben je al trainer?
“Al heel lang, ik ben trainer vanaf 1989. Ik volgde de eerste trainingscursus voor looptraining georganiseerd door de KNAU. Daarvóór bestond dat helemaal niet en was looptraining een onderdeel van de algemene atletiektrainingscursus. De TLG (trainer loopgroepen) duurde één winter, twintig zaterdagen. Daarna volgde ik extra cursussen; trainingscoach algemeen, specialisatie middellange en lange afstanden, steeplechase en topsport coaching. We hadden veel fysiologie, didactiek en trainingsleer, oefenden met vraagstukken als; ‘Wat doe je met een moeilijke jongen in de groep.’ De examens bereidde ik goed voor en ik instrueerde een jongen uit mijn groep om de ‘moeilijke jongen’ te zijn, zodat ik kon laten zien dat ik daar goed mee om kon gaan. Ik haalde hoge cijfers voor ‘training geven’, ik heb een vijf sterrenlicentie.”

Wat motiveert je als trainer?
“Zien dat mensen progressie maken. Je hoeft niet meteen medailles te winnen, maar vooruitgang geeft blije gezichten. Zien dat als je iets zegt tegen de lopers, dat het werkt. Misschien nemen de atleten mij niet altijd even serieus, omdat ik ook een grappenmaker ben, maar dat is mijn stijl. Ik kan niet iedereen bedienen.”

Wat is je eigen beste onderdeel?
Jan begon op zijn zestiende met atletiek bij de B-junioren en bleek talent te hebben. “Ik kon twintig jaar lang goed meekomen op verschillende afstanden. Goed presteren hangt ook af van hoeveel tijd je hebt om te trainen. Ik ben 26 keer gestart op de marathon en heb er 23 uitgelopen, twee keer raakte ik geblesseerd en één keer was ik veel te hard gestart. Het streven was de marathon binnen drie uur te lopen en dat lukte bijna altijd. In mijn wedstrijdloopgroep heb ik 6-7 lopers die dit kunnen.”

Hardlopen toen en nu?
“Er is een groot verschil in de kwaliteit van de lopers. Deze was in de jaren tachtig veel hoger. We hebben nu veel meer lopers, maar veel minder goede lopers. Een man zou een marathon binnen vier uur moeten lopen, vrouwen mogen er een kwartiertje bij optellen. Nu heb je mensen die een marathon op hun ‘bucket list’ hebben staan en is de tijd niet van belang. Neem de foto bovenaan dit stukje, de 20 van Alphen. Er werden minder wedstrijden georganiseerd, de baan was niet vrij gemaakt, links en rechts staan auto’s geparkeerd. Ik liep in een katoenen hemd. De eerste loopschoenen die ik had waren blauw suède schoenen van Adidas Gazelle. Het waren eigenlijk handbalschoenen voor in de zaal, ze waren zò afgesleten. Er is een winkel in Duitsland; Manufactung E. Bruning, die verkoopt nog kalfsleren schoenen met een hele dunne zool, totaal geen demping, maar daar liepen wij toen op. Je zou ze nu gebruiken als thuisschoentje. ”

De charme van het hardlopen?
“Hardlopen is makkelijk, je doet je schoenen aan en gaat. De grootste charme van het hardlopen is dat je hersenen langzaam leeglopen. Je zet je hoofd gewoon uit. Sommige mensen lopen met muziek, dat is niks voor mij, door muziek blijft je hoofd actief. Als je tijdens het lopen niet meer kunt uitrekenen hoe hard je gaat, dan ben je goed bezig, dan loop je hard en word je moe. Die dure horloges met onder andere GPS halen de charme van het hardlopen een beetje weg. Net als het gedoe met die pacers, dat vind ik helemaal niks. Mensen halen dan externe motivatie door de ballon te volgen. Maar je moet juist intrinsieke motivatie hebben en je moet het zelf doen. Atletiek is een individuele sport, geen teamsport.”

Wat zijn je sterke kanten?
“Dat ik voor iedereen open sta, voor iedereen aandacht heb. Ik streef er naar om de namen van de mensen in mijn groep goed te onthouden. Verder heb ik natuurlijk verschrikkelijk veel verstand van hardlopen in al zijn facetten, dat is echt zo.”
Jan noemt voorbeelden van hoe je een marathon kan lopen en hoe je daarvoor kunt trainen. “ Je kunt de eerste helft van een marathon heel hard gaan (15-16 km per uur) en de andere helft gaan joggen (12-13 km per uur), dan haal je nog de marathon binnen de magische drie uur. Je moet goed trainen voor een marathon, je goed voorbereiden, daar gaat het om. Je kunt ook een marathon ongetraind lopen, dan ben je niet vermoeid aan de start en kan je de marathon wel uitlopen. Half voorbereiden, dat bestaat niet voor mij, daar heb je niks aan.”
Er komt tijdens ons gesprek een atleet langs bij Jan. Hij vertelt over zijn laatste wedstrijd, de halve marathon in Amstelveen. Jan luistert geboeid: heeft de atleet naar tevredenheid gelopen, hoe waren de aanmoedigingen, wie kon je bijhouden en wie heeft er gewonnen. De atleet heeft een beetje pijn. “Geen zorgen”, zegt Jan, “dat is oké, dat hoort er allemaal bij.”

Bijzondere atletiekervaring?
“Ik liep in de jaren negentig een 3 km avondwedstrijd in Den Haag in 8.54 minuten. Zes van de zeven rondes liep ik op kop, maar op het eind werd ik door bijna iedereen in gehaald. De andere atleten bedankten mij, maar het was leuk geweest als iemand anders ook even op kop was geweest, waar ik dan achter had kunnen lopen.
Een andere mooie ervaring was de marathon die ik rond 1979-1980 in Essonne in Frankrijk liep (nu de marathon van Parijs). Ik liep in een tijd van 2 uur en 49 minuten.”

Leukste wedstrijd om aan deel te nemen?
“De Zeven Heuvelenloop. We gaan met de AV’23 bus, iedereen gaat lopen, na afloop drinken we gezellig met elkaar een paar biertjes in het café. De loop heeft homogene startvakken, mensen die hetzelfde tempo lopen starten tegelijk.
De slechtste loop is de Dam tot Damloop, met heterogene startvakken. Als je een beetje goed loopt, ben je vooral bezig met mensen inhalen, één groot zooitje.”

Favoriete eten?
“Pizza en bami. Ik eet niet anders voor een wedstrijd en volgde nooit een dieet. Ik denk wel dat het zou helpen, maar ik hou er geen rekening mee. Voor de wedstrijd eet ik een paar beschuiten, of wat ik normaal gesproken eet en na een wedstrijd ik eet altijd een goede maaltijd. Ik eet geen junkfood, geen vette hamburgers en patat. Nee, pizza is geen junkfood, Italianen eten dit iedere dag.”

Andere hobby’s behalve atletiek?
“Wandelen, veel bergwandelen vroeger, fietsen en lezen. Ik deed aan wielrennen en ik heb gezeild, maar dat is zoveel gedoe (boot klaar maken, etc.). Ik lees ongeveer een boek per week, soms romans, soms biografieën. Ik studeerde geschiedenis, dat is een doorgaande hobby. Iedere dag gaat er weer een dag voorbij. Die moet genoteerd en geanalyseerd worden.” Jan is personal trainer van 2-5 mensen. Hij staat om 6.15 uur op en gaat met zijn sporters vroeg in de morgen vaak trainen in het Vondelpark. Verder doet Jan aan yoga, één keer per week bij Sports World waar hij zelf op woensdag en zaterdag trainer is. “Het rekken is fijn, maar verder is yoga erg saai. Ik ga altijd op de plek liggen waar ik de klok kan zien. Bij de cooling down ben ik blij, want dan is de les bijna afgelopen. Maar yoga is goed, vooral tegen stijfheid. Je verandert van bezemsteel naar bamboe; inflexibel naar flexibel en sterk. In mijn hoofd ben ik zeker bamboe en dat is mijn sterke kant als trainer.”

Hoe verplaats jij je in Amsterdam?
“Meestal met de tram, ook vaak met de auto. De fiets is levensgevaarlijk in de stad, denk aan de scooters, brommers, e-bikes, bakfietsen, etc. Mensen hebben allemaal hun eigen regels, het is veel te druk. Ja, ik ga wel op de fiets, maar dan fiets ik alleen, dan hoef ik op niemand te letten.
Met mijn vrouw Carolien ga ik regelmatig te voet. Dan wandelen we ergens heen en pakken tussendoor of alleen op saaie stukken de tram.”

Waar denk je aan bij de maand april?
“Niets bijzonders. Ik had beter trainer van de maand september kunnen zijn, dan ben ik jarig. Op 21 september word ik 60 jaar. Ja, misschien moet er een groot feest komen, dat laat ik aan Carolien over.”

Heb je een verbeterpunt/tip voor AV23?
“Niet per se. En als dat wel zo is, dan hoeft dat niet op de site en spreek ik de mensen wel direct aan.”

Ik geef het stokje door aan….
Jan heeft eerder al het stokje doorgegeven aan Ingrid Coster, die in maart geïnterviewd is. Zij gaf voor de maand mei het stokje door aan Tessa Strijp.