Niet-lopers marathon

door Irene van Wijk

Marathon lopen is geen sinecure. Voor de doorsnee mens duurt het uren, zonder pauze, zonder eten (een klef banaanstukje is geen eten en gel al helemaal niet) en vaak, juist op de saaie kantoor- of Vinex-stukken waar je het nodig hebt, zonder supporters. Een topper heeft het makkelijk; die is er in een uurtje of twee vanaf en zit, als de hele rest nog loopt, allang aan de gebakken eieren, friet en taart. De doorsneeloper moet zijn doorzettingsvermogen en wilskracht véél langer aanspreken.
Toegegeven: in de maanden vooraf heeft de topper dát dan wel weer veel vaker, én langer, gedaan dan Riet Modaal.
Uiteindelijk is iedereen na een uur of zes wel zelfstandig binnen komen lopen of opgeveegd. Behalve in NY, daar komt de verlossende veegwagen pas na acht en half uur.

Maar, beste lopers, weet je waar je pas echt moe van wordt? Niét lopen! En wél meedoen. Onze club is daarin groots: zeker 10 (niet-lopers) op 1 (loper).
Het begint met belachelijk vroeg opstaan, zeker voor een zondag. In donker en kou op je fietsje naar jou start. Waar mannen die nóg vroeger opstonden je opwachten met de marathonstuff.
Hele groep de auto in, door de stille stad, auto uit, stuff secuur ophangen, auto in, iets minder stille stad, auto uit, stuff ook ergens anders ophangen, auto in, stad nu met helikoptergeluid, auto uit etc. tot alle stuff op is. Dan snel naar de plek waar andere niet-lopers al uren natte en droge verzorgingsstuff staan voor te bereiden. Dat alles precies op tijd voor de helikopters, en de snelle mannen die er onder lopen, ons bereiken.

Dan start fase 2: de lichamelijke verzorging. Dat vergt behendigheid en concentratie. Het is niet “pakt u maar een bekertje”, maar: bekertje gereed houden, spotten wie er aankomt, lichaamstaal interpreteren (wil ze wel of niet, links of rechts…) en dan met een zo vloeiend mogelijke beweging aanreiken. Bananen zelfde aanpak, maar met de extra uitdaging die aalgladde dingen ook echt in de hand van de loper te krijgen. En dat alles, zeker in de eerste helft, snel snel, want de loper wil dóór.
Om dat mogelijk te houden moet ook nog eens, al slalommend tussen het renvolk door, het bekertjestapijt een beetje binnen de perken gehouden worden.
Dat is vóór de kraam. Er achter is het, zeker als de langdurige grote golf komt, vullen, pellen en snijden zo snel je kunt want nee verkopen is geen optie.

Minstens zo belangrijk in fase 2 is de geestelijke verzorging. Door alle niet-lopers te doen. Oppeppen, uitdagen, complimenteren, bemoedigen, opbeuren. Of gewoon aan het lachen maken. Allemaal zeer nodig én effectief. Liefst persoonlijk, ook al kennen we ze niet. Dat kan, door die naam op hun buik. Ook dat vergt concentratie: turen, lezen, interpreteren (kan deze man Ingrid heten), nationaliteit vaststellen, in de juiste taal, mét naam, iets toeroepen en als het lukt even aankijken.
Maar dat laatste kan meestal niet, want daar komt alweer een nieuwe horde behoeftigen. Deze keer waren er een paar instinkers. Zo kwam er een man voorbij die Polar heette. Een populaire naam want daar kwamen er nog veel meer van.

Uiteindelijk komt fase 3: opruimen. Weer in twee specialisaties, marathonstuff of verzorgingsstuff.
Dus auto in, over het stille parcours door de drukke stad, auto uit, stuff losmaken, opvouwen, inladen, auto in, achter een late starter (zo laat dat hij onderweg de weg moest vragen) over het parcours, auto uit etc.. De late starter bevond zich trouwens bij de 30 km al in de staart van de meute.
Een staart die extra aanmoediging hard nodig heeft. En pas aan het eind van de staart kan de
verzorgingsstuff opgeruimd worden.

Elke niet-loper is daarmee toch al gauw een uurtje of 8 in touw. En, afhankelijk van hoe druk je je gemaakt hebt, best moe. Maar altijd heel voldaan. En ondertussen leer je weer eens andere AV’ers kennen. Die de week er na de sterren van de hemel lopen in Rotterdam (hulde Katinka).
Ook heel leuk.