Sander Stok (35), krachttrainer van de junioren A,B,C en werptrainer van de junioren A, B en de neo-senioren

door Monique Admiraal

Hij werd in 2017 voor de derde keer Nederlands kampioen kogelslingeren, maar blijft bescheiden, want ‘eigenlijk’ is kogelslingeren (samen met discuswerpen) het enige dat hij goed kan. Hij maakt doelgerichte keuzes en kan goed focussen op één ding. Als trainer is hij geïnteresseerd in de atleet buiten de atletiek. Je moet hem kennen, want hij is de reus die niet direct toegankelijk is en dat wil hij graag zo houden. Maar als het contact er eenmaal is, heb je de leukste en geestigste gesprekken. Atleten die bij hem trainen moeten iets willen bereiken en hem kunnen volgen, bovendien moet een grap altijd mogelijk zijn.  

Hoe lang ben je al trainer?
“Dit jaar zal het twintig jaar zijn. Ik ben begonnen op mijn zestiende bij mijn oude trainer Michael Weber en assisteerde bij de trainingen van de junioren D. Ik heb altijd junioren getraind, nooit pupillen. Een keer heb ik ingevallen bij een training van de C-pupillen, binnen tien minuten had ik allemaal huilende kinderen. Ik dacht hetzelfde te kunnen doen als bij de junioren, alleen wat minder intensief, dat was toch niet zo’n goed idee. Komt er zo’n pupil voor je staan omdat hij wat wil vragen, blijkt dat ik dan zijn veter moet strikken. Nee, dat is niks voor mij, ik ben niet zo’n zorgzaam type. Ik ben ook weleens uitgescholden voor ‘klote meneer’. Het bewuste jongetje was gaan vechten met een ander atleetje en ik had ze uit elkaar gehaald. Achteraf hoorde ik dat het jongetje iedere training aan het vechten was en gedragsproblemen had. Toen ik het er met zijn moeder erover had, reageerde ze heel verbaasd, alsof het nooit eerder gebeurde, dat vond ik heel raar. Al die toestanden, ik ben minder geschikt om pupillen te trainen (hoewel, misschien zou ik het nu beter kunnen, omdat ik zelf een zoontje heb). Oudere kinderen training geven is gewoon leuker, er is meer interactie, daar kan je grappen mee maken. Ik heb een tijd samen met Theo Danes technische training gegeven aan de junioren. Sinds een aantal jaar geef ik de kracht- en werptrainingen.”

Studie/werk
“Mijn vader had een eigen zaak; Stok’s Magazijnen. De zaak is verkocht, maar de panden zijn er nog, ik doe het vastgoed- en VVE beheer van die bedrijven. Stok’s Magazijnen was een bruin-witgoedzaak, zoiets als BCC, mijn vader had een aantal panden door de hele stad. Vroeger had ik na mijn studie (VU- Business Administration) een eigen bedrijfje in verkoop van atletiekmaterialen maar daar ben ik mee gestopt. Het kwam niet voldoende van de grond omdat ik er te weinig energie in heb gestoken, ik was altijd met atletiek bezig.

Ik ben kortgeleden begonnen om samen met Els van Noorduyn (trainer wedstrijdatleten) en twee andere coöperatieleden coaching trajecten aan te bieden in het bedrijfsleven. Dit doen wij onder de naam onder de naam KriDaTie. Het staat nog in de kinderschoenen en de ideeën zijn nog in ontwikkeling. Het gaat erom dat wij mensen bewuster willen maken van hun gedrag en hoe zij werken. Vaak doen ze veels te veel, steeds meer werknemers zijn overspannen of hebben een burn-out. Topsport is een leidraad van hoe je je leven zou kunnen leiden. Veel topsporters geven lezingen, het spreekt mensen aan. Ik heb altijd één speerpunt gehad; atletiek. Al mijn keuzes die ik maakte waren daarop gericht. Het is interessant voor anderen om mijn verhaal te horen, hoe ik gekomen ben tot waar ik nu sta. Ik heb ook moeilijke momenten gehad, ik had last van faalangst. Op een gegeven moment kwam ik bij een haptonoom terecht en dat heeft mij geholpen. Els heeft mij geleerd hoe ik met mijn faalangst om moest gaan, daarbij was de therapie van de haptonoom ondersteunend. Ik moest de theorie van meerdere mensen horen om te begrijpen hoe het zit en wat ik er aan kon doen.”

Wat kenmerkt jouw training en wat is je sterkste kant?
“Gezelligheid (nee… dat is slecht). De atleet traint bij mij op een onderdeel, maar ik heb ook aandacht voor de persoon. Ik vraag veel over de persoonlijke omstandigheden, wil weten hoe het thuis is. Als je dat weet, dan kan de je atleet ook beter begrijpen. Het is een uitdaging om de training voor elke atleet op elk niveau en vlak passend te maken, daar zit de uitdaging. Het leuke aan training geven is de verscheidenheid aan mensen. Hoe vaak kom je op je 35ste nog in contact met mensen van 18? Ik vind het heel leuk om met mensen in deze leeftijdscategorie om te gaan. Als je mij kent, ben ik redelijk toegankelijk. Ik word binnen de club toch wel gezien als een autoriteit (de Nederlands kampioen….), mensen maken mij ook zo. Bij de pupillen had ik op een gegeven moment de bijnaam ‘het beest’. Er waren kinderen die van atletiek af gingen als ze te horen kregen dat ze bij mij en bij Theo moesten gaan trainen. Ze waren bang dat ze bij ons echt wat moesten gaan doen, alsof ze eerder niet hard hadden getraind.”


Eigen beste onderdeel

“Kogelslingeren en discuswerpen. Vroeger deed ik ook meerkamp (ik ben lid vanaf mijn zesde). Op mijn vijftiende deed ik voor het eerst het onderdeel kogelslingeren. Werptrainer Frits van Buren heeft mij het kogelslingeren geleerd. Nee, ik heb twéé dingen van hem geleerd; kogelslingeren en bierdrinken. Na één keer trainen, had ik bij een wedstrijd als B junior meteen een clubrecord. Ik was helemaal gelukkig en ben steeds meer gaan oefenen. Ik kreeg de kans om te gaan trainen bij Ronald Vetter, maar dat heb ik afgewezen omdat die trainingen op dezelfde dag waren als de trainingen van mijn eigen groep. Wel heb ik veel later twee keer een clinic bij Ronald Vetter gevolgd. De eerste keer ging mijn PR met vier meter vooruit, de tweede keer met acht meter. In datzelfde jaar werd ik op mijn 24ste vierde op mijn eerste NK senioren. Het jaar erop ben ik nog één keer 4e geworden, daarna drie keer derde, drie keer tweede en drie keer eerste op het NK senioren (Nederlands Kampioen in 2014, 2016 en 2017).”

– Sander heeft clubrecords bij de junioren B; gewichtwerpen (9 kg), 13,71 meter en voor de werp 4-kamp 2228 punten. Bij de senioren staan clubrecords op discuswerpen 45,82 meter, kogelslingeren 62,64 meter, gewichtslingeren 15,45 meter en de werp 5-kamp 3228 punten. Bij de jongens junioren C, B en A was er sterke concurrentie van Jim van Oostrom.-

Hoe is het om zo sterk te zijn?
“Wel prettig en het is ook heel handig om lang te zijn. (Sander is 2 meter en weegt 116 kg.) Ik heb moeite met passende kleding vinden, vooral broeken – die moeten passen om mijn billen en bovenbenen. Ik heb nu een goed adres gevonden; MOF in de Haarlemmerstraat. Als ik een geschikte broek vind, koop ik er meteen vier en dan ben ik voorlopig weer klaar. De komende vijftien jaar hoef ik geen nieuwe broeken meer, kleding interesseert me niet.

Ik weet wat de mogelijkheden zijn voor kogelslingeraars, dus eigenlijk vind ik mezelf niet zo sterk. Ik kan maximaal 170 kg squatten, er zijn anderen die 250 kg aankunnen. Ik bouw gewoon niet meer spiermassa op. Mijn voordeel ten opzichte van de andere kogelslingeraars is niet mijn gewicht, maar mijn lengte. Dankzij Els ben ik allround getraind, dat is mijn kracht.”

 de AV’23-competitieploegen mannen en vrouwen seizoen 2014

Wat ga je doen als master? (Sander werd in december 35 jaar)
“In ben sinds een paar jaar minder gaan trainen, ben gaan afbouwen vanwege mijn leeftijd en vanwege mijn zoon. Het is niet leuk voor je vrouw en kind als je na zware trainingen het hele weekend voor pampus op de bank ligt. Ik train nu zeven keer per week, voorheen was dat tien-elf keer. Dit jaar doe ik niet mee met de competitie voor masters. Het komt niet goed uit met mijn andere wedstrijden, maar misschien volgend jaar. Ik heb ook maar zeven wedstrijden dit seizoen, waarvan een hele leuke wedstrijd binnenkort;  Op 12 mei 2018 organiseert Phanos het Nederlands Kampioenschap voor Clubteams. De beste clubs van Nederland strijden in het Olympisch Stadion om de titel beste clubteam van Nederland. Bij deze wedstrijd doe ik mee met het mannenteam en kom ik voor het AV’23 team uit op de onderdelen discuswerpen en kogelslingeren. AV’23 is in de afgelopen 95 jaar dertien keer tweede geworden, maar nog nooit eerste.

In de winter kan je als kogelslingeraar niets doen, er zijn geen indoorwedstrijden. Je bent dus zes maanden aan het trainen voor wedstrijden die gedurende twee maanden van het jaar plaatsvinden. Misschien ga ik meedoen met het WK voor masters in Tenerife. Is ook wel leuk om een keer wereldkampioen te worden.

Het gros van de veteranen gaat werpen. Polsstokhoogspringen, hink-stap-sprong, ver- en hoogspringen, hordelopen, het zijn allemaal onderdelen die erg blessuregevoelig zijn. Met werpen is dat een stuk minder. Ik vind het oké om master te zijn. Je wordt gewoon ouder. Ik mag mezelf gelukkig prijzen dat ik al 35 geworden ben. Het is wel jammer dat wat ik nu weet en kan, ik dat niet wist toen ik twintig was. Maar het heeft niet veel zin om achteraf hier naar te kijken, ik kijk vooruit. Wat ik in al die jaren geleerd heb met atletiek onder andere met hulp van Els, het is mij allemaal gegund.”

Bijzondere atletiekervaring?
“De landenwedstrijd in Lille. Dat was de kers op de taart van al mijn trainingen van de afgelopen jaren. Ik ben pas op mijn 18de echt begonnen met trainen op specifiek het onderdeel kogelslingeren, ik heb keihard getraind met maar één doel: steeds beter worden. Dat je dan in Lille voor Nederland uit mag komen en in zo’n oranje tenue rondloopt, is geweldig.

Verder de NK’s (Nederlands Kampioenschappen), ik heb nu negen keer op rij een medaille gewonnen op het NK.”

Leukste atletiekwedstrijd?
“Sowieso de NK’s zijn altijd erg leuk, zowel de individuele wedstrijden als de NK teams wedstrijden met het AV’23 team. En een bijzondere wedstrijd in Duitsland: Fränkisch Crumbach. Het is een wedstrijd achter een supermarkt met een veldje waar ze alleen maar kogelslingeren doen. Er zijn zo’n 1500-2000 toeschouwers, de winnaar krijgt 500 euro. Relatief goede werpers komen naar deze wedstrijd toe en het gaat alleen maar om kogelslingeren. Er is een hele mooie sfeer, alles wordt heel goed voor de atleten geregeld.”

Voor mij als trainer is er geen ‘leukste wedstrijd’ om mijn atleten bij te begeleiden. Een wedstrijd is een wedstrijd. Ik moet eerlijk bekennen dat ik de afgelopen twee-drie jaar niet met wedstrijden ben mee gegaan, daarvoor ben ik zelf nog te actief met mijn eigen trainingen en wedstrijden bezig.

Voor mij als trainer is het mooiste om te zien dat mensen zich verbeteren en daar gelukkig van worden. Soms kan je jouw invloed als trainer daar in terug zien, dat is leuk. Voor de atleet is het mooi om te merken dat er iets in zat en het er bij zo’n wedstrijd dan ook uit komt.”

Andere hobby’s behalve atletiek?
“Buiten zijn in allerlei verschillende vormen, naar het strand gaan, de natuur in om te wandelen, etc. Samen met mijn vader, broer en vrienden hebben wij een vakantiehuisje in Vinkeveen. Ik ga daar graag zwemmen, vissen en varen. Als ik daar ben vis ik heel veel, maar thuis doe ik dat niet.

Verder wil ik altijd aan mezelf blijven werken. Mezelf ontwikkelen, boeken lezen op een rustige plek, bijvoorbeeld in de Coffee Company. Momenteel lees ik boeken van Eckhart Tolle, hij is een Duitse leraar en heeft diverse boeken geschreven over spiritualiteit. Ik leer hier veel van.En: ik heb mij aangemeld bij de vrijwillige brandweer in Diemen.”

Favoriete eten
“Spare-ribs of mosselen met patat. Ja, misschien is patat mijn lievelingseten, eigenlijk is mayonaise mijn verslaving. Ik ben ooit gestopt met suiker eten, dat kan ik nu nog steeds. Maar ik heb geen maat, dat is mijn probleem…. Vroeger at ik extreem veel. Jarenlang bestond mijn lunch uit twaalf boterhammen. Sinds ik zeven keer, in plaats van tien keer train, ben ik ook minder gaan eten, tegenwoordig eet ik vier boterhammen en vaker iets tussendoor. Mijn record bij de warme maaltijd is 2,3 kg aan eten, een halve kg vlees, een pak tomatensaus en wat groente en rijst. In die tijd had ik een strak ritme: Eten-trainen-eten-slapen-eten-trainen-eten-slapen. Dat was zeker zo in mijn top jaar, toen heb ik ook mijn PR (62,64 meter) geslingerd. Bijna mijn hele leven was toen uitgebalanceerd voor atletiek.”

Heb je een verbeterpunt of tip voor AV’23?
“Het belangrijkste dat ik wil noemen is dat er een goed opleidingsplan voor de trainers moet komen. De club is ermee bezig, maar het is er nog niet helemaal. Het is heel belangrijk dat het er is, dan komt er ook een betere structuur.

AV’23 heeft goede trainers. Door goede trainers nog beter te maken gaat het niveau van de atleten omhoog waardoor ook de resultaten beter worden. Daarmee kunnen we onze club naar een hoger level brengen. Uiteindelijk hoop ik dat er zo meer atleten gaan meemaken wat ik allemaal heb meegemaakt gedurende mijn sportcarrière en er nog wel meer uit kunnen halen dan ik. ”

Ik geef het stokje door aan….
“Vanuit mijn Technische Commissie hart heb ik twee trainers aan wie ik het stokje zou willen doorgeven; René Roos en Michael Weber, omdat ze allebei goede trainers zijn en allebei aan bod horen te komen in deze serie. Maar dat geldt ook voor de looptrainers; Tjitske Kooistra, Anneke Nass, Carla van de Klei, Kees van de Berg en Gerard Lijnzaad en natuurlijk voor werptrainer Frits van Buren.”

– Ik besluit in mei Michael Weber te gaan interviewen en in juni René Roos, dan mogen zij samen voor juli een looptrainer voordragen.-